Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

force

betekenis & definitie

I. kracht, macht, geweld; noodzaak; the force, de politie; the (armed) forces, de strijdkrachten; by (main) force, met geweld; by force of, door middel van; in force, van kracht; in groten getale; he was in great force, hij was goed op dreef; come into force, van kracht worden, in werking treden

II. dwingen, noodzaken, geweld aandoen; met geweld nemen; [een doortocht] banen; duwen, dringen, drijven; afdwingen; openbreken; forceren; trekken, in kassen kweken; fig klaarstomen; force back, terugdringen, terugdrijven; force down, met geweld doorkrijgen of -slikken; drukken [de markt]; zie ook: throat; force from, afdwingen [tranen]; force into, dringen, duwen of drijven in; dwingen tot; force it on one, opdringen; force up the prices, opdrijven; it was forced upon us, het werd ons opgedrongen.