Wat is de betekenis van Force?

2024-04-29
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Force

Force - (Fr.) 'in de force gaan': het tempo krachtig doordrukken. 'Op de force rijden': niet soepel, met een groot verzet rijden.

2024-04-29
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

force

(de; g.mv.) SP - kracht, macht: in de farce gaan, op kracht (een nog hoger) tempo fietsen; op force rijden, op macht fietsen, met een zwaar(der) verzet; tour de farce, krachttoer. • Luis Ocana neemt de uitdaging van zijn concurrenten met graagte aan. Alsmaar ‘op de farce’ rijdend vleugelt hij bij de anderen vandaan. Ocana geeft zich volledig. (...)...

2024-04-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Force

afk. F [Fr., van VLat. fortia, van Lat. fortis= sterk] kracht, macht, geweld, dwang; force de frappe, macht om toe te slaan, slagkracht, naam van de Fr. strategische kernmacht; force majeure, overmacht, nooddwang, omstandigheid die iets verhindert en waaraan niets valt te veranderen (bijv.: ziekte, o...

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Force

kracht; geweld

2024-04-29
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

force

I. kracht, macht, geweld; noodzaak; the force, de politie; the (armed) forces, de strijdkrachten; by (main) force, met geweld; by force of, door middel van; in force, van kracht; in groten getale; he was in great force, hij was goed op dreef; come into force, van kracht worden, in werking treden II. dwingen, noodzaken, geweld aandoen; met geweld ne...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Force

(Fr.), v., kracht, geweld; — par force, met kracht en geweld ; — force majeure, overmacht waartegen niets te doen valt, nooddwang, zoals ongeval, ziekte, opstand enz.: force majeure voorbehouden, bepaling b.v. in de dienstregeling van vele stoombootondernemingen en bij overeenkomsten van allerlei aard.

2024-04-29
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

force

kracht; reserve force, reservekracht.

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

force

(Fr.) v. kracht, geweld; ~ majeure. overmacht; ~ Ouvrière, de anti-communistische groep, die uit het Fr. vakverbond (C. G. T.) is getreden; ~ Troisième, de derde macht, de samenwerkende socialisten en de republikeinse volkspartij.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

force

v. (Fr. kracht; geweld): par force, met geweld; force majeure, overmacht, nooddwang.