Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

draw

betekenis & definitie

I. trekken; aantrekken; dicht, op-, uit-, open-, voort-, wegtrekken; slepen; halen, putten, tappen; in ontvangst nemen; (uit) rekken, spannen; uithalen, schoonmaken; doorzoeken [naar wild] opjagen [vos]; [iem.] uit zijn tent lokken, aan ’t praten krijgen, uithoren; afvissen; laten trekken [thee]; (op)maken, opstellen [rapport]; tekenen; onbeslist laten; draw attention to...., de aandacht vestigen op; draw a bead upon, mikken op; draw bit (bridle), 't paard inhouden, stilhouden; draw ... feet of water, een diepgang hebben van...; draw it mild, niet overdrijven; draw it strong, overdrijven; draw lots, loten; draw a sigh, een zucht slaken;

II. trekken; de sabel trekken; (uit)loten; tekenen; komen [dichter bij], gaan, schuiven; gelijk spelen; draw away, af-, wegtrekken; zich verwijderen; draw back, (zich) terugtrekken; opentrekken [gordijnen]; draw from, [iem.] ontlokken, trekken uit, balen uit, (ver)krijgen uit (van), opdoen uit, putten uit, ontlenen aan, recruteren uit; drawn from all ranks of society, ook: (voort)gekomen uit alle standen der maatschappij; draw a person from a course, iemand aftrekken (afbrengen) van een handelwijze; draw from nature, tekenen naar de natuur; draw in, intrekken; inademen; aanhalen; korten [dagen]; vallen [avond]; zich (gaan) bekrimpen; draw into, betrekken in; draw near (nigh), naderen; draw off, aftrekken, afleiden [aandacht]; aftappen; (zich) terugtrekken, wegtrekken; draw on, aantrekken; verlokken; naderen; zie verder draw upon; ten gevolge hebben; mee-, na zich slepen; draw out, uittrekken; (uit)rekken; lengen [dagen]; uitschrijven, opmaken; opstellen; lang aanhouden; fig ontlokken; aan ’t praten krijgen, uithoren; draw to, dichttrekken; draw to a close (to an end), op een eind lopen; draw together, samentrekken, samenbrengen; bij (tot) elkaar komen; draw up, optrekken; ontwerpen opstellen; (zich) opstellen; stilhouden, tot staan komen (brengen); bijschuiven [stoel]; draw up to, dichter bij... komen; draw up with, inhalen; draw oneself up, zich oprichten, zich in postuur zetten; draw upon, trekken op; gebruik maken van, putten uit, aanspreken [zijn kapitaal];

III. trek; getrokken (loterij)nummer; loterij; (ver)loting; trekking; 't trekken; attractie, succesnummer, -stuk, reclameartikel; middel om iemand aan 't praten te krijgen of uit te horen; onbesliste wedstrijd, gelijk spel, partie remise; it (she) was a draw, het (zij) „trok" erg; end in a draw, onbeslist blijven, kamp zijn; zie ook: drawn.

< >