Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

end

betekenis & definitie

I. eind(e) [ook = dood] ; uiteinde; besluit; afloop, uitslag; doel, oogmerk; eindje, stukje [touw], kaars]; and there’s an end (of it), en daarmee uit, basta; no end sorry, geweldig, „reuze”; no end of.... massa’s, hopen...; ...bij de vleet; gain one’s end(s), zijn doel bereiken; get (have) the better end of the staff, aan het langste eind trekken; keep one’s end up, zijn man staan; make (both) ends meet, rondkomen; make an end of it, put an end to it, er een eind aan maken; be at an end, voorbij (om, op, uit) zijn; be at a loose end, niets om handen hebben; at the end, 1. ten laatste; 2. aan het eind [van…] for that end, te dien einde; in the end, ten slotte; op de duur; he is near his end, de dood nabij; on end, overeind; achtereen; it makes your hair stand on end, te berge rijzen; bring to an end, een eind maken aan; come to an end, ten einde lopen; come to a bad end, lelijk (ongelukkig) aan zijn eind komen; to no end, tevergeefs; to what end?, waarvoor, waartoe zou ’t dienen?; to the end that, ten einde; end to end, in de lengte, achter elkaar; zie ook: world;

II. eindigen, besluiten, ophouden, aflopen; end in, uitgaan op [een letter]; uitlopen op; end up, eindigen, besluiten;

III. (vol)eindigen, afmaken, een eind maken aan.

< >