Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Check

betekenis & definitie

I schaak; beteugeling, belemmering, tegenslag; controle; reçu, bonnetje; contramerk, sortie; chèque;

Fiche, ruit; checks, geruite stof(fen); keep in check, in toom houden;

II schaak geven; beteugelen; tegenhouden, tot staan brengen, stuiten, belemmeren; controleren,

ook: check off, aanstippen, aftikken; check up(on), controleren.