Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Back

betekenis & definitie

I rug, rugzijde; achterkant; leuning; keerzijde; achterspeler; back and belly, voedsel en kleding; back to front, het achterste voren; at the back of, achter (aan, -in, -op); at the back of his mind, in zijn binnenste; be at the back of it, er achter zitten (steken); he on a man’s back, iemand tot last zijn; have... on one’s back, met... opgescheept zitten; have no clothes to one’s back, geen kleren aan zijn lijf hebben; put their back s into the work, flink aanpakken, de handen uit de mouw steken; put (set) his back up, hem nijdig maken; turn one's back, zich omkeren; turn one’s back on, de rug toekeren; in de steek laten; niets meer willen weten van;

II achter-; achterstallig; afgelegen; oud, tegen;

III ad terug; naar achteren, achteruit; geleden; back of, achter;

IV doen achteruitgaan, achteruitschuiven, achteruitrijden; (onder)steunen; endosseren; ruggen berijden [paard ]; back a horse, 1 op een paard houden of wedden; 2 een paard berijden; back a sail, bakzeil halen; back the oars (water), de riemen strijken; terug-, achteruitgaan, achteruitrijden; krimpen back out of a difficulty, zich eruit redden, zich er door heen slaan; back out (of an engagement), terugkrabbelen; back up, steunen.