Vertikale en horizontale beweging van het water in zeeën, rivierarmen en riviermonden, ontstaan onder invloed van de zon en vooral van de maan. Newton verklaarde in 1687 voor het eerst de werking van de krachten, die de getij beweging veroorzaken.
De invloeden van zon en maan op de getijbeweging kunnen elkaar versterken of verzwakken. In het eerste geval ontstaat springtij, wanneer bij volle of nieuwe maan de zon, de maan en de aarde ongeveer in één lijn staan en de getijtoppen van zon en maan samenvallen. Het doodtij treedt op bij de kwartiermaanstanden wanneer zon- en maangetij elkaar tegen werken. In afwijking van de evenwichtstheorie treden de momenten van springtij en doodtij in de praktijk ruim 2x24 uur later op. Men noemt dit wel de ouderdom van het getij. Verdere astronomische invloeden op het getij zijn: de veranderlijke afstand van de maan en de zon en de veranderlijke declinatie van de zon en de maan, welke de dagelijkse ongelijkheid veroorzaakt.
Indien al deze astronomische invloeden samenwerken, spreekt men van een giertij. De vertikale getijbeweging wordt geregistreerd aan de Rijkspeilschalen. In Zeeland zijn daarvoor 19 automatische peilschrijvers opgesteld met Vlissingen als hoofdstation. Bovendien worden aan een achttal Rijkspeilschalen visuele waarnemingen van de hoog- en laagwaterstanden genoteerd. Uit de verzamelde gegevens worden per tienjarige periode de gemiddelde waterstanden bepaald. Voor de periode 1961/70 was te Vlissingen het G.H.W. = N.A.P. + 1.98 m, hetG.L.W.= N.A.P.-1.82 m.
De hoogst en laagst bekende waterstanden aan dit station zijn resp. N.A.P. + 4,55 m (1-2-1953) en N.A.P.-3.33 m (31-1-1956). De getijbeweging is verder afhankelijk van de heersende winden. Oostenwind veroorzaakt een verlaging en westenwind een verhoging van het astronomisch getij (zie → stormvloed). Nauw samenhangend met de vertikale getijbeweging is de horizontale getijbeweging, die zich langs de Zeeuwse kusten en oevers en op de Zeeuwse stromen in velerlei stroombeelden aandient. Door middel van uitgebreide stroommetingen en berekeningen wordt getracht de soms ingewikkelde detailvraagstukken, die door de getijbeweging ontstaan, met behulp van proefnemingen in het Waterloopkundig laboratorium op te lossen.Door uitvoering van de → Deltawerken is op het → Veerse Meer en op het → Grevelingenbekken de getijbeweging opgeheven. Dat zal eveneens het geval zijn voor het Zoommeer als de Philipsdam en de Oesterdam gereed zijn. Na voltooiing van de gewijzigde plannen voor de afdamming van de Oosterschelde zal op de rest van het Oosterscheldebekken, het Zeeuwse Meer, een gereduceerde getijbeweging blijven bestaan.