Een gewoonlijk smal, meestal diep water; toponiemen ermee gevormd zijn niet zo oud. Veelvuldig komt ‘geul’ voor in samenstellingen, bijv.: Geul van Bommenee, Krabbengeul, Sardijngeul.
Een ondiepe geul in het Verdronken Land van Zuid-Beveland heette, omdat de vaart er zo moeilijk was, ‘Geule over het Land’. In Zeeuws-Vlaanderen vindt men de Passegeule (vermeld in de 15e eeuw), die in de 18e eeuw werd gekanaliseerd om dienstbaar te worden als linie van verdediging en als uitwateringskanaal; vandaar dat het water thans heet Linie (Lie’e) of Passegeule. Oorspronkelijk was het waarschijnlijk een binnenwaartse zeearm; de naam is wel een tautologische samenstelling, waarin ‘pas’ betekent ‘nauwe doortocht van de zee tussen twee gedeelten land’. In dialectische vorm komt ‘geul’ voor als ‘guil’ (De → Guile).LITERATUUR
Schönfeld, Waternamen, 212.