Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

ZEEUWSE STROMEN

betekenis & definitie

Wateren in de provincie Zeeland, die onder invloed staan (of stonden) van de eb- en vloedbeweging. In de middeleeuwen werd Zeeland doorkruist door tal van geulen waarvan er vele in de loop der eeuwen zijn verzand, ingepolderd of afgedamd.

De meest bekende daarvan werden destijds benut voor de scheepvaart, zoals:Gouwe:

Een geul die Schouwen van Duiveland scheidde en in 1374 werd afgedamd. De restanten kregen later de naam Dijkwater, waarvan het meest noordelijke deel als laatste in 1954 werd afgedamd.

Slaak.

Een geul tussen St.-Philipsland en West Noord-Brabant, die in 1884 werd afgedamd met de Slaakdam. Met de aanleg van de Schelde-Rijnverbinding werd de Slaakdam in 1972 weer doorgegraven en het nieuwe vaarwater overbrugd.

Striene.

Eertijds een oude geul in het oostelijk deel van Tholen; werd afgedamd voor 1220. De Thoolse polders Oud- en Nieuw Strijen herinneren aan die geul.

Schenge.

Vaarwater tussen het v.m. eiland Wolphaartsdijk en Zuid-Beveland; werd in 1809 afgedamd. Men vindt de restanten terug in de Schengepolder en in de Wilhelminapolder in Zuid-Beveland.

Zwake.

Een geul die vanuit het Veerse Gat in zuidoostelijke richting ongeveer 5 km ten westen van Hansweert in de tegenwoordige Westerschelde uitmondde. De eerste afdamming vond plaats in 1445 en vervolgens in 1474,1510en 1554 met resp.de‘tweede, derde en vierde Zwakedam’.

Sloe.

Een zeer bekende oude geul die Walcheren en Zuid-Beveland scheidde en in 1871 werd afgedamd met de Sloedam. Het zuidelijk gedeelte werd in 1949 en 1962 ingepolderd en daarna merendeels bestemd voor haven- en industrieterrein.

Kreekrak.

Tussen Zuid-Beveland en NoordBrabant, de vroegere verbinding van de (Oosterjschelde met Antwerpen; werd in 1867 afgedamd met de Kreekrakdam; met de aanleg van de Schelde-Rijnverbinding in 1967/ 1975 werd de Kreekrakdam doorgegraven en het vaarwater overbrugd.

Braakman.

Ontstaan bij de stormvloed van 1375. Vormde de toegang tot de v.m. haven van Philippine en via het Axelsche Gat en het Sassche Gat tot de v.m. haven van Axel en tot Sas van Gent, vanwaar een scheepvaartroute naar het Belgische Gent werd verkregen. Als gevolg van verzanding werden diverse inpolderingen verricht. De laatste afdamming van de Braakman geschiedde in 1952 (Braakmanpolder). Op de buitengronden van deze polder werd in 1975/1977 bovendien het industrieterrein uitgebreid.

Hellegat.

Eén van de laatste vaarwegen vanuit de Westerschelde naar Hulst. Afdamming geschiedde in 1789, waarna de verder dichtgeslibde geul in 1846, 1861, 1876 en 1926 werd ingepolderd. De laatste bedijking was die van de Hellegatpolder.

Zwarte Gat.

Eertijds de toegang vanuit het Zwin en de Westerschelde tot de v.m. haven van Oostburg. De geul verzandde en werd in 1679 afgedamd bij de buurtschap Oostburgsche Brug.

Zwin.

Een geul in het grensgebied NederlandBelgië. Was indertijd een belangrijke toegang naar de Belgische steden Brugge en Damme. Reeds in de 12e eeuw is de verzanding begonnen; in de 14e eeuw kwamen de schepen niet verder meer dan Sluis, totdat in het midden van de 18e eeuw ook Sluis niet meer bereikbaar was voor schepen vanuit de Zwinmonding. Momenteel is bij de Nederlands-Belgische grens alleen nog een prachtig natuurgebied overgebleven.

Behalve bovengenoemde stromen bestonden eertijds vele kleine, minder bekende geulen zoals: de Helchersee en het Sunne Mare in Schouwen, de Kamer en de Breedenvliet in Tholen en de Wijtvliet die Noord-Beveland in twee delen scheidde. Walcheren kende enkele oude geulen zoals o.a. de Swalinge bij Zoutelande en de Pekelinge. De Arne vormde lange tijd de toegang tot de havens van Arnemuiden en Middelburg. In ZeeuwsVlaanderen waren bovendien scheepvaartgeulen via de Ee (Eedepolders) naar Aardenburg en via het IJzendijkse Gat naar IJzendijke.

Door uitvoering van de Deltawerken zijn in de jongste decennia in de Zeeuwse stromen een aantal veranderingen tot stand gekomen, zoals het restant van de Pluimpot (tot 1556 een geul die Tholen in twee delen scheidde) dat in 1957 werd afgedamd. Door afdamming van het Veerse Gat en de Zandkreek ontstond het Veerse Meer, terwijl door afsluiting van het Brouwershavensche Gat en van de Grevelingen het Grevelingenbekken tot stand kwam; beide wateren behoren nu tot de zg. Deltameren.

De huidige Zeeuwse stromen zijn de geulen in het Oosterscheldebekken en in de Westerschelde. Voor het Oosterscheldebekken, dat volgens het oorspronkelijke Deltaplan afgedamd zou worden, is een alternatieve oplossing gevonden die in 1986 moet resulteren in een afsluitbare pijlerdam. Van west naar oost vindt men in de Oosterschelde de hoofdgeulen: de Hammen en de Roompot, resp. langs Schouwen en Noord-Beveland. Beide geulen komen via een dwarsverbinding-het Schaar van Vuilbaard-samen voor de haveningang van Zierikzee. Zuidoostwaarts stromen dan het Engelse Vaarwater en het Brabantsche Vaarwater, die tenslotte aan de zuidzijde van Tholen in het Tholensche Gat overgaan. Over enige jaren zal de Oosterschelde daar begrensd worden door de thans in uitvoering zijnde Oesterdam tussen Zuid-Beveland en Tholen.

De Eendracht, die de scheiding vormt tussen Tholen en Brabant zal dan tot het toekomstige Zoommeer komen te behoren. Noordoostwaarts stromen tussen SchouwenDuiveland en Tholen/St.-Philipsland de geulen Keeten, Mastgat, Zijpe, die via het Krammeren het Volkerak verbinding geven met het sluizencomplex in de Volkerakdam bij Willemstad. Over enkele jaren zal in het Krammer tussen de Grevelingendam en St.Philipsland de Philipsdam zijn aangelegd zodat ook daar het Oosterscheldebekken zijn begrenzing zal krijgen.

Nevengeulen in het Oosterscheldebekken zijn: het Schaar van Onrust en het Schaar van Colijnsplaat terwijl tussen St.-Philipsland en Tholen de Krabbenkreek is gelegen. De Dortsman en de Witte Tonne Vlije vormen de scheepvaartroute vanuit het Kanaal door Zuid-Beveland met het Keeten c.a.

Voor de Westerschelde is de toegang vanuit de Noordzee gevormd door de hoofdgeulen Oostgat/Sardijngeul en de Wielingen, resp. voor de scheepvaart vanuit het noorden en het zuiden. Beide vaarwegen komen voor Vlissingen samen om dan via de Honte, het Pas van Terneuzen, het Middelgat en/of het Gat van Ossenisse, Hansweert te bereiken. Vandaar stroomt de hoofdgeul door het Zuidergat langs Walsoorden om vervolgens via het Nauw van Bath de Belgische grens te bereiken.

Nevengeulen van de Westerschelde zijn: het Vaarwater van Hoofdplaat, Everingen en het zg. Boerengat, het Schaar van Waarde, het Schaar van Valkenisse en de Zimmermangeul.