Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

BEVOLKING (Demografisch)

betekenis & definitie

Met een bevolkingsdichtheid van 192 inwoners per km2 land behoort Zeeland, met het noorden des lands, tot de landsdelen met een betrekkelijk geringe bevolking. Sedert 1830 is het aantal inwoners bijna 2 V2 maal zo groot geworden.

Tengevolge van vooral vertrekoverschotten nam de bevolking in deze provincie echter opmerkelijk minder toe dan in Nederland gemiddeld. In enkele jaren was er zelfs een achteruitgang van het inwonersaantal, met name in 1944 als gevolg van sterfte door oorlogshandelingen. Sedert 1966 is de vestiging groter dan het vertrek: in demografisch opzicht een historisch jaar.Bevolking en procentueel aandeel in de Nederlandsche bevolking.

Jaar Bevolking %

1830 137.262 5,3
1899 216.295 4,2
1930 247.606 3,1
1940 254.487 2,9
1950 271.669 2,7
1960 283.914 2,5
1967 295.374 2,4
1970 305.754 2,4
1977 335.624 2,4
1980 348.268 2,5

In de 19e eeuw lag het sterfteniveau tot omstreeks 1875 boven het landsgemiddelde.

In tegenstelling tot het noorden en het zuiden des lands vertoonde Zeeland het grootste deel van de vorige eeuw bijzonder hoge sterftecijfers. Omstreeks 1875 begon in ons land de daling van dit niveau; in Zeeland zette deze daling iets eerder in.

Opmerkelijk is dat gedurende het grootste deel van de 19e eeuw de geboortecij fers duidelijk hoger zijn dan in Nederland gemiddeld. Het geboortenoverschot (verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterften) bereikte een maximum van 16,4 (per 1000 inw.) in de periode 1896-1905.

Het huwelijks vruchtbaarheidscijfer (het aantal echtelijk levend geborenen per 1000 gehuwde vrouwen van 15-44 jaar) lag gedurende het grootste deel van de 19e eeuw in Zeeland hoog. Na 1875 zette echter een duidelijke verlaging in tegenover het landsgemiddelde, alhoewel daarbij grote verschillen binnen de provincie voorkwamen (bijv. groepen overwegend katholieke gemeenten). Na 1967/1968 was de daling zeer opmerkelijk.

Huwelijksvruchtbaarheid (Zeeland).

1959/’61 1967/’68 1971/’72 1976/’77
151,9 142,9 126,1 91,9

(Bron: CBS = Centraal Bureau Statistiek).

De laatste jaren daalde dit cijfer voornamelijk in overwegend katholieke gemeenten. In sommige Zeeuwse gemeenten is dit cij fer ondanks de daling nog hoog: het hoogst lag dit in 1976/’77 in de gemeente Mariekerke (161,2).

Verlaging van het aantal geboorten alsmede verlenging van de gemiddelde levensduur hadden hun invloed op de leeftijdsopbouw. Vooral het aantal ouderen nam de laatste decennia snel toe.

Leeftijdsopbouw in %.

1947 1979
14 jr. 26,6 23,5
15-19 jr. 7,7 8,0
20-44 jr. 36,1 34,1
45-64jr. 20,3 20,3
65 jr. 9,3 14,1

Totaal 100 100

Een sterke groei van het inwoneraantal is vooral afhankelijk van vestigingsoverschotten. Per regio deden zich daardoor grote verschillen voor. De bevolkingstoename concentreerde zich in de periode 1960-1976 voornamelijk op Walcheren en in ZeeuwsVlaanderen.

Bevolking per regio (1 januari).

Schouwen-Duiveland:

1960 1970 1979
23.241 23.972 27.972

Tholen/St.-Philipsland:

17.507 18.162 20.415

Walcheren:

81.956 89.793 106.291

Bevelanden:

68.992 72.930 82.111

Zeeuws-Vlaanderen: 92.036 100.897

Zeeland: 283.721 305.754 344.388

De bevolking van Zeeland woont meer dan die van welke andere Nederlandse provincie ook in kleine gemeenten: 57% in gemeenten met minder dan 20.000 inwoners, 14% in gemeenten met minder dan 5000 inwoners. De grootste bevolkingsconcentratie vormen Middelburg en Vlissingen met een totaal inwoneraantal van 82.452 en een bevolkingsdichtheid van 1231/km2 land op 1 januari 1979.

Zie ook onder: → Bevolkingsdichtheid, → Geboortecijfer, → Huwelijksvruchtbaarheid, sterftecijfer en migratie. → Beroepsbevolking.

LITERATUUR

Hofstee, Demografische ontwikkeling. C.B.S. Jaarcijfers voor Nederland, 1943-1946. C.B.S. Bevolking der gemeenten van Nederland, jaarlijkse publicaties. C.B.S. Regionaal statistisch zakboek, 1980.

< >