Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

AGGER

betekenis & definitie

(Aggara, Aggeren, Aggher, Agghere, Agher, Den Agger).

1. Verdwenen dorp en parochie in oostelijk Zuid-Beveland. Wapen: het wapen komt voor op de wapenkaart van Smallegange (1696). Geschiedenis: Het oudste Agger lag aan de Honte, ongeveer bij de samenvloeiing met de Schelde; voor het eerst in 1187 genoemd, mogelijk slechts een bekaad eilandje in het schorrengebied van die naam. Het ontleende zij n belang in hoofdzaak aan de tol die de Heer van Breda daar bezat en die in 1276 nog bestond. Het oude Agger is waarschijnlijk in 1288 verdronken. In hetzelfde gebied maar niet op dezelfde plaats werd vóór 1471 de nieuwe parochie Agger gesticht (tegenover Woensdrecht in de toenmalige Grote Aggerpolder); in 1552 tijdens de St.

Pontiaansvloed verdronken en later slechts ten dele teruggewonnen. De parochie Agger werd gevormd door de (oude) Gentspolder, de Korenpolder en de Grote Aggerpolder (Ziguitpolder).

De Grote Aggerpolder was de grootste polder (1550 gemeten) die in de late middeleeuwen in Zuid-Beveland is bedijkt. Tevoren behoorden genoemde polders tot Hinkelenoord.



2.
De oostelijke van de drie oude restgeulen van de dichtslibbende Schelde tussen Woensdrecht en de Honte (de middelste was de Kromvliet, de westelijke de Zuidkreek). Nog in 1839 lag in het dan ingepolderde Aggergebied een oude strang (dode rivierarm) van het water onder die naam.



3.
Waterstaatkundige term, ‘navloed’, kortstondige rijzing van het water onder het ebgetij, veroorzaakt door lokale omstandigheden als het samentreffen van stromen.

LITERATUUR

A.A. Beekman, De wateren, 157. C. Dekker, Zuid-Beveland. Schönfeld, Waternamen, 229.