Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

SIGARENINDUSTRIE

betekenis & definitie

de Nederlandse sigaar, waarvan de produktie voor een zeer belangrijk deel in Noord-Brabant is geconcentreerd, is goed voor 60 procent van de totale wereldexport aan sigaren. Ongeveer 70 tot 75 procent van de Nederlandse sigarenfabricage komt voor rekening van de fabrieken, die in Noord-Brabant gevestigd zijn.

Het zijn bekende merknamen als Willem II, Karei I en Hofnar in Valkenswaard, Agio in Duizel, tot welk concern ook Panter en Balmoral behoren; Henri Wintermans in Eersel, Cadena Claassen in Bladel, Hudson, deel van Willem II waartoe ook Velasquez behoort, in Roosendaal, La Paz en Elisabeth Bas in Boxtel en Hermans in Bladel. In Nederland zijn in totaal nog 22 ondernemingen, waarvan er 18 verenigd zijn in de Nederlandse Vereniging van de Sigarenindustrie, gevestigd te Eindhoven. De jaarproduktie komt op 2099 miljoen stuks aan sigaren, grote senoritas, kleine senoritas en sprietjes (1985). Elk jaar loopt de totale produktie wel iets terug en daalt ook het aantal werknemers. Onder meer door voortgaande automatisering van het produktieproces en reorganisaties binnen de industrie. De sigaren worden geëxporteerd over de gehele wereld, naar ca 150 landen. De meeste soorten tabaksbladen, die hier worden verwerkt, komen uit Brazilië, Cuba en van Java; de laatste vooral voor het omblad, evenals die uit Sumatra.Geschiedenis: tabakskerverijen kende men in Brabant reeds in de 17de eeuw, maar de tabaksnijverheid ging in de Franse tijd snel achteruit door gebrek aan grondstoffen en het staatsmonopolie op tabak. Vanaf ca 1830 kwam de fabricage van sigaren op. Vooral in de 19de eeuw was de sigaar zeer in trek bij de gegoede burgers. Het gevolg was dat het handwerk, want dat bleef het tussen 1830 en 1920, een aparte plaats ging innemen in de huisindustrie. Tussen 1850 en 1900 vertienvoudigde het sigarenverbruik met alle gevolgen vandien voor de thuiswerkers en de geleidelijke opkomst van de tabaksfabriekjes. Het werd meer en meer geconcentreerd om toezicht te kunnen houden op het eindprodukt en om de concurrentie het hoofd te kunnen bieden.

De sigarenmakers mannen, vrouwen en kinderen brachten hun eigen spulletjes mee naar de fabriek om er op dag- of stukloon te werken. Op een bepaald moment waren er in Brabant 180 grotere en kleinere fabrieken, die van snuif- en pijptabakbereiding overgingen op het maken van sigaren. Uit gegevens van 1843 blijkt dat er in ’s-Hertogenbosch sigarenmakerijen waren. Voor de rest was daar nog weinig van bekend.

Rond 1850 werkten er ongeveer 2000 personen in de sigarennijverheid, waarbij ook Eindhoven een rol was gaan spelen. Op het einde van de 19de en de gehele 20ste eeuw, tot heden, is Brabant de belangrijkste sigarenproducent gebleven, waar ook de meeste werknemers te vinden zijn. In 1849 waren dat er nog maar 321, opgelopen in 1859 tot 788 en in 1899 gestegen tot 4.013. De groei zou tussen 1899 en 1939 nog verder doorzetten van 5.849 tot 14.409 kort voor de Tweede Wereldoorlog. Inmiddels had de mechanisering van de produktie haar intrede gedaan. De huisindustrie was praktisch geheel verdrongen op een enkele „eigenwerker” na.

Vooral na de oorlog kwam de produktie van de kleine sigaartjes sterk op. De sigarenindustrie ging echter door nieuwe produktievormen steeds meer arbeidsplaatsen inleveren, vooral na 1957, toen de pers-, keer- en droogmachine werd ingevoerd. Houten vormen waren niet meer nodig. Aanzienlijke arbeidsbesparing vormde in 1960 ook een geprepareerd tabakslint dat het opdekken van het omblad als continu-proces mogelijk ging maken. De ,,compleet-machine” kreeg een nog hogere snelheid. In de 70-er jaren werden nog systemen ontwikkeld om ook dek- en omblad machinaal te stansen.

Voor arbeidsintensievere bewerkingen gingen de fabrikanten zoeken naar lagere loonlanden, o.a. Malta. Na de oorlog kwam het ook tot concentraties, wat vrij gemakkelijk ging omdat het familiebedrijven waren. Aanvankelijk was de sigarenindustrie voornamelijk in de Kempen en aansluitende Peellanddorpen geconcentreerd, al waren er uitzonderingen zoals Den Bosch, Cuijk, Sint-Michielsgestel en Boxtel. In Eindhoven waren in 1852 voor tabak-, snuif- en sigaren 17 fabrieken; in 1856 versterkt met Boex-Hoefnagels & Co; Woensel kende in 1876 Van Gardingen en Vlijmincx, in 1901 Sundermann, firma Meerstadt & Co; Strijp de firma Meyer & Co, Kessels en Van Hussen, Van Gardingen; Stratum Finchant Frères, na 1910 Van Abbe (Karel I); Veldhoven: De Wit-Schoenmakers, Mignot en de Block (1858); Zeelst 1900 Bazelmans (Duc George); 1912 Dassen en Van de Meeren (Velasquez); Eersel 1898 Wed. Aarts; 1913 firma Hoekx en Maas, uit Valkenswaard; Duizel Wintermans en Zn; Hoogeloon 1876 Jacobus Meyer; Reusel: Adr.

Willekens 1877; Hoogeen Lage Mierde, 1896: Maas; Bergeijk, 1888 Godefridus Aarts, 1900 Kuyken en fa Van Veldhoven; Riethoven 1900 Hendr. van Deyck, Valkenswaard 1865 Gebr. v. Best; 1884 fa Hoekx Maas, 1920 Hersten (Willem II); Duizel 1911 Wintermans & Zn; 1919 fa Aarts & Co; Bladel 1850 J. Meijer; Reusel, 1877 Willekens, 1896 Van de Pas en Gebr. Claassen; Waalre, 1891 J. W. Swane & Zn, Heeze: 1878 fa Strijbosch & Co; Veldhoven: De Wit & Co, fa Bazelmans en fa Kersten & Co.

Daarnaast waren er nog fabrieken in Boxtel, fa Van Suzante, 1899 (Elisabeth Bas La Paz), Sint-Michielsgestel, 1900, Kerssemakers, Rath & Co, ’s-Hertogenbosch fa Goulmy en Van Baar, Segers en Zonen te Roosendaal, opgericht in 1896. Ook Cuijk kende in de 19de, tot in de 20ste eeuw sigarenfabrieken. Andere sigarenfabrikanten waren nog Dongen & Reniers, Philipsen & Van Hussen, Van Aernsbergen & Zn, en J. Baars (Victor Hugo), 1907. Veruit de meeste zijn opgeheven of inmiddels een fusie aangegaan. Daarnaast was er in Eindhoven ook sigarettenindustrie, Mignot & De Block; in Bergen op Zoom werd in 1970 de Internationale Tabak- en Sigarettenfabriek N.V. overgenomen door Philip Morris, die ook een vestiging had in Eindhoven en beide fabrieken concentreerde (1980).

Er zijn daar 1100 werknemers. De landelijke sigarettenproduktie, waarvan het grootste deel uit Noord-Brabant, kwam in de 80-er jaren op 40.705 miljard sigaretten. Ook in Roosendaal is nog een tabaksfabriek, P. Segers en Zn met tabaksindustrie Toltecs voor het bereiden van pijptabak en shag, evenals de uit het midden van de 19de eeuw stammende tabaksfabriek Van den Biggelaar.

Bron: Dr. H. van Velthoven, N. Brabant op weg naar groei en welvaart 1850-1920; Ondernemen in sigaren; Brabant Business 4/85; info Ned. Ver. Sigarenind.