Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

MESTPROBLEMATIEK

betekenis & definitie

Op het einde van 1985 werd de hoeveelheid drijfmest in de provincie, afkomstig van varkens, pluimvee en kalveren geschat op 19 miljoen ton per jaar, een gigantische hoeveelheid, die niet alleen de bewakers van het milieu maar ook de veehouders benauwde. De intensieve veehouderij, die als een economische noodzaak voor Noord-Brabant wordt gezien, is oorzaak van deze mestproduktie.

Alleen al binnen een straal van 20 km van Helmond bedraagt die produktie vier miljoen ton per jaar. hoofdzakelijk afkomstig van varkens- en pluimveehouderijen. Transport van deze mest naar gebieden waar hij nodig is zou op een kostenbedrag van gemiddeld ƒ 30 per ton komen, waarom dit vooralsnog niet mogelijk was.In het midden van 1985 is een proefinstallatie te Helmond geopend in een mestverwerkende fabriek, waarvoor de Boerenbond van Deurne op het industrieterrein van de stad areaal beschikbaar heeft gesteld. De bedoeling was toen een proeffabriek te bouwen waar aanvankelijk 25.000 ton, later 100.000 ton zal kunnen worden verwerkt. Dit gebeurt door middel van een vergistings- en zuiveringsproces. Uit de mest wordt biogas gewonnen, voldoende voor de energievoorziening van de proefinstallatie. Vervolgens wordt de mest ontwaterd, waarbij twee processtromen ontstaan. Het vuile water wordt gezuiverd en naar het rioleringssysteem afgevoerd, de vaste stof wordt verwerkt tot mestkoeken, die gebruikt kunnen worden voor verbetering van schrale zand- en veengronden.

Een in 1984 verschenen rapport van de Stichting Verwerking Organische Stoffen (VOS) kwam tot de conclusie dat in Noord-Brabant tien van deze fabrieken nodig zullen zijn. Ook wordt in deze studie gewezen op de moeilijkheden, welke gepaard kunnen gaan aan de afzet van mestkoeken, omdat al zoveel andere organische meststoffen op de markt worden gebracht. Deskundigen hebben ook gewezen op het weinige nut van biogasproduktie, omdat in de vergiste mest de mineralen achterblijven en derhalve als mest, met lage droge-stof gehalte, in de akkerbouw minder gewaardeerd wordt.

De belangrijkste problemen, welke ontstaan bij een intensieve veehouderij, die teveel mest opbrengt, raken en de landbouw en het milieu. In mest komt nitraat, koper en kali voor, teveel nitraat vermindert de opbrengst en de kwaliteit van het gewas. Varkensmest bevat koper, dat al in kleine hoeveelheid giftig is voor schapen, ook voor de voor de bodemvruchtbaarheid nuttige regenwormen. Dat koper in varkensmest voorkomt is het gevolg van het toevoegen ervan in varkensvoer door de veevoederfabrikanten. Kali kan leiden tot kopziekte bij rundvee. Nitraat kan neerslaan in het grondwater, dat in Noord-Brabant basis is voor het drinkwater.

Bij het uitrijden van mest komt amoniak vrij, die het milieu verzuurt. Geschat wordt dat het aandeel van mest aan de verzuring van de bodem in ons land ongeveer 30% bedraagt. Zie ook: Mestbank.