Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

BOERENBOND

betekenis & definitie

algemene benaming voor de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond, opgericht in 1896 en gevestigd te Tilburg, alsmede van de plaatselijke afdelingen en van de plaatselijke verkoopvestigingen der Cehave, de coöperatieve handelsvereniging, waarvoor in 1911 de grondslag werd gelegd.

Het initiatief om de boerenbondsidee te verwezenlijken werd genomen door jhr. L. Ridder de van der Schueren te Zevenaar. In april 1896 had D. Van Ophoven in Mill reeds een Boerenbond opgericht met 150 leden. Op zijn kosten liet hij een program drukken, dat aan alle gemeenten in Noord-Brabant werd verzonden. In verschillende dorpen kwamen spoedig daarna boerenbonden tot stand.

Op de oprichtingsvergadering van 17 augustus 1896 van de Boerenbond te ’s-Hertogenbosch waren de volgende afdelingen (met daarachter het aantal leden) vertegenwoordigd; Boxtel (34), Gemert (220), Beers (30), Linden (61), Cuyk (44), Schijndel (315), Vught (74), Neerkant (84), Helmond (26), Heeswijk (96). Dinther (154), Geldrop (71), Deurne (150), Ginneken en Bavel (205), Mierlo (104), Roosendaal (52), Bokhoven (16), Erp (55). Schaijk (202), Helvoirt (60), Berkel (63), Boekel (165), Acht (57), Engelen (25), Kessel (25), Alem (38), Maren (30), Oosteind (61). Mill (50), Beugen (72).

In 1897 werd het reglement van de NCB door de Nederlandse Boerenbond goedgekeurd. In hetzelfde jaar volgde in Eindhoven de oprichting van de Botermijn. Het jaar daarop werd te Veghel de Meierijse Bond voor de Kalverhandel opgericht, terwijl door de Boerenbond ook een Brandassurantie werd gesticht. Eveneens werd de grondslag gelegd voor een Centrale Boerenleenbank. In 1899 werd de Noord-Brabantse Zuivelbond opgericht. In 1902 kwam de Hagelverzekering tot stand, terwijl in Woensel door de NCB werd begonnen met een exportslachterij.

In dat jaar trad een der initiatiefnemers, pater G. van den Eisen, af als rector van het gymnasium te Heeswijk om zich geheel aan de Boerenbond te kunnen wijden. In 1911 werd begonnen met de Boerinnenschool, terwijl er ook sociale cursussen begonnen. In 1914 werden de statuten in die zin gewijzigd, dat de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond als katholiek werd aangemerkt. In dat jaar werden de terreinen en gebouwen te Woensel aan de CHV verkocht. In 1916 werd door de NCB de grondslag gelegd voor een Bond van Kippenhouders en Konijnenfokkers, en van Melkveehouders, terwijl toen ook de Noord-Brabantse Tuinbouwbond werd opgericht. Het jaar daarop traden 15 afdelingen uit Gelderland en 14 uit Zeeland toe als leden van de NCB.

In 1917 werden de varkensfokstations te Halsteren en Bladel als die van de bond erkend. De Boerenbond kreeg in 1918 een eigen gebouw te Tilburg, terwijl ook nieuwe gebouwen van de CHV te Veghel feestelijk geopend werden. De NCB begon dat jaar ook met de Stichting Landbouwonderwijs; in 1919 konden de r.k. Tuinbouwwinterschool te Breda, de r.k. Landbouwwinterscholen te Roosendaal en Hulst en de Landbouwhuishoudcursus te Wouw worden geopend. Nieuwe instellingen van de NCB werden de Federatie van Bonden voor Geitenfokkers, de Bond van Pluimveehouders en de Zaadtelersvereniging.

In 1921 werd de NCB een bond van boeren en van tuinders. In 1922 begon de NCB met de Lagere Landbouwscholen te St. Anthonis en te Schijndel, waarna er nog vele zouden volgen, zoals te Deurne. Eersel, Neerbosch, Udenhout, Oss, Oirschot, Raamsdonk, Alphen, Berlicum. Etten, Vlijmen, Bergen op Zoom, Lierop en Haaren.

In 1923 begon de Boerenbond met een verkoopvereniging en met het Veevoederbureau. Een jaar tevoren was de r.k.Jonge Boerenstand in Noord-Brabant opgericht, terwijl in 1924 de grondslag werd gelegd voor Boerinnenbonden in het gebied van de NCB. De Boerinnenbond kon in 1929 beginnen met 13 afdelingen. In het jaar dat pater Van den Eisen overleed, in 1924, werd door de Boerenbond besloten als hulde en dank aan hem de abdijkerk te Heeswijk te laten restaureren en uit te breiden. In 1934 werd te Son het destructor-bedrijf geopend, dat het jaar daarop zijn werkgebied al zag uitgebreid niet Zuid-Limburg. Inmiddels had Zeeuws-Vlaanderen zich bij de NCB aangesloten.

Tot augustus 1941 heeft de Boerenbond nog in zekere vrijheid kunnen werken. Toen werd echter een commissaris over de Katholieke Boeren- en Tuindersbond en alle nevenorganisaties aangesteld. De zelfstandigheid van de NCB werd opgeheven. Het lukte wel de economische afdelingen los te maken van de commissaris, die door de Duitsers was aangesteld. Na de oorlog werd de oude Boerenbond, waarvan de gebouwen bezet waren geweest. ..heropgericht”. Plaatselijke bonden:

In 1896 bestonden plaatselijke Boerenbonden in: Acht. Alem. Asten, Beers, Berkel, Best, Beugen, Bladel, Boekel, Bokhoven, Boxtel, Casteren, Cuijk, Deurne, Dinther, Den Dungen, Escharen, Erp-Dijk, Erp-Keldonk, Esbeek, Gassel, Geldrop. Gemert, Ginneken, Groot-Linden, Hapert, Heeswijk, Helvoirt. Helmond, Hooge Mierde, Hogeloon, Hulsel, Heen, Kessel, Lage Mierde, Liessel, Maren, Mierlo, Mill, Milheeze, Neerkant, Netersel, Ommel, Oosterhout-Oosteind, Oss, Oudenbosch, Roosendaal, Schaijk, Schijndel, Someren, Stiphout, Veghel, Veldhoven, Vorstenbosch, Vught, Zesgehuchten, Vortum, Oirschot, Eersel, Vierlingsbeek, Duizel. In 1897 kwamen er nieuwe afdelingen in: Bakel, Berlicum, Borkel en Schaft, Heesch, Heeze, Den Hout, Huisseling, Leende, Lierop. Lith, Sint-Michielsgestel, Nistelrode, Overloon, Oijen, Reusel, Vlierden, Waalre, Westerhoven (Uit Zeeland: Grauw, ’s-Heerenhoek en Heinkenszand);

in 1898 traden toe: Drunen, Eerdem Lage Zwaluwe, Olland, Uden, Wagenberg, Woensel. Zijtaart:

in 1899: Beek bij Breda, Kruisland, Maashees, Nuenen en Sambeek;

in 1900: Den Dungen, Haaren, Haps, Herpen, Huijbergen, Loosbroek, Moergestel, Oploo, Ossendrecht, Son, Sprundel, Steenbergen en Zeelst:

in 1903: Baardwijk, Beek en Donk, Dommelen, Halsteren, Lithoijen. Luijksgestel, Ossendrecht, Tilburg, Udenhout, Princenhage: in 1904: Breda, Breugel, Geffen, Ledeacker, Nieuwkuijk, Nuenen, Valkenswaard, Vinkel; in 1905: Baarle-Nassau, Boerdonk, Boxmeer, Diessen, Donk, Dorst, Dussen, Dussen-Polder, Eerde, Gemonde, Goirle, Haarsteeg, Helenaveen, Herpt en Bern, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Maarheeze, Macharen, Made, Megen, Mierlo-Hout, Nieuw-Vossemeer, Nuland, Rijsbergen, Rucphen, Steensel, Teteringen, Vinkel, Vlijmen, Wanroij, Ulecoten, Zeeland, Zevenbergse Hoek en Zundert:

in 1906: Fijnaart, Langenboom, Leur, Sint-Oedenrode. Terheijden, Tilburg-Heikant en Velp;

in 1907: St.Anthonis, Katwijk, Klein-Linden, Kruisland, Rijkevoort, Steenbergen, Waspik, Wintelre;

in 1908: Mariaheide, Reek, Schijf en Strijp; in 1909: Heikant, Oerle, Rosmalen; in 1910: Bergeijk-Hof, Roethoven, Standdaarbuiten, Stratum;

in 1911: Dongen, Gestel, Haren bij Megen, Kaatsheuvel, Langeweg en Oosterhout;

in 1912: Bergen op Zoom, Geertruidenberg, Hoeven, Keldonk en Vessem;

in 1914: Gemonde, Lage Zwaluwe en Nijnsel;

in 1915: Chaam. Gilze, Hulten, Klein-Dongen, Putte, Rijen;

in 1916: Biest-Houtakker, Mortel; in 1917: Balgoij, Batenburg, Cromvoirt, Hapert, ‘s-Hertogenbosch, Heumen, St.Hubert, Malden, Nederasselt, Neerbosch, Nijmegen, Weurt, Wijchen;

in 1919: Beuningen, Boschkapelle, Clinge, Dinteloord. Groesbeek, Horssen, Hulst, Kloosterzande, Klundert, Lamswaarde, Oud-Gasselt, Overasselt. Riel, Soerendonk, Stoppeldijk, Westdorpe en IJzendijke; in 1920: Afferden. Alphen(G), Altforst, Ammerzoden, Appeltern, Beuningen, Biervliet, Hengstdijk, Koewacht, Leeuwen-Beneden, Leuth. Maasbommel, Millingen, Ossenisse, Philippine, Puiflijk, Rossum, Ulvenhout, Wamel, Winsen-Ewijk; in 1921: Kerkdriel en Terhole; in 1924: Heikant, Hoogerheide, Niftrik; in 1926: Escharen, Leeuwen-Boven, Oijen-Persingen, Rips, Sas van Gent, Velddriel en Zuiddorpe:

in 1927: Huijbergen, Raamsdonk, Sterksel;

in 1928: Bergeijk-Weebosch; in 1931: Odiliapeel; in 1932: Waalwijk; in 1933: Overslag;

in 1934: Aardenburg en Hoofdplaat:

in 1935: Stevensbeek;

in 1936: Asten-Heusden;

in 1937: Hemen en Leur;

in 1938: Axel, Brouwhuis. Elsendorp, St.Joachimsmoer, Wouw. Zegge.

Opgeheven werden de afdelingen Baardwijk, Bokhoven, Eerde, Grave en Putte (opgave: 1946).

Bron: 1896-NCB-1946.