Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

GOIRLE

betekenis & definitie

gemeente in Noord-Brabant, gelegen tussen Alphen-en-Riel, Tilburg, Hilvarenbeek en de Belgische gemeente Poppel; bestaande uit de gehuchten Abcoven, Bakertand, Boschkens, Nieuwkerk, Rovert, Het Ven.

Aantal inwoners: 17.760 (1985); oppervlakte 2570 ha.

Wapen: Een blauw schild, beladen met een schotel van zilver.op dewelke is gesteld een manshoofd van goud (1818). De H. Johannes de Doper, wiens hoofd in het wapen is opgenomen, is de patroonheilige van Goirle en van de oudste parochie.

De naam is afkomstig van goer voor moerasgrond - en lo bos.

Geschiedenis: In Goirle zijn diverse prehistorische vondsten gedaan, waaruit blijkt, dat hier al vroeg sprake was van bewoning. Zo werden er grafheuvels en urnenvelden van 1700 v. Chr. het begin van de Bronstijd, aangetroffen op de Rielse Heide, De Vijfberg, terwijl op de Rechte of Goirlese heide een Romeinse begraafplaats teruggevonden is. In de grond tegenover de Maria Boodschap-kerk zijn graven met urnen uit het begin van de jaartelling opgehaald. Volgens overlevering zou er in Abcoven een kasteel hebben gestaan, maar bewijzen daarvoor zijn nooit gevonden.

In 1214 is er sprake van een ridder Gerhard van Gorle, vazal van hertog Hendrik I van Brabant; en Jan van Goerle was vazal van hertog Jan III, terwijl in 1374 Wouther van Goirle wordt genoemd onder de krijgslieden van hertog Wenceslaus.

In 1387 ging Goirle één heerlijkheid vormen met Tilburg, maar het zou tot 1453 duren voordat de heer van Tilburg en Goirle van hertog Philips van Bourgondië het recht kreeg uit beide plaatsen een schepenbank samen te stellen met aan het hoofd een schout. De heerlijkheid kreeg ook eigen rechtspraak. Eerst in 1803 werden Tilburg en Goirle weer gescheiden. In de schepenbank had Tilburg 5 en Goirle 2 plaatsen.

Herhaaldelijk is Goirle in de 16e en 17e eeuw door troepen overvallen. Zo werd door Staatse troepen in 1586 veel vernield en de gehele veestapel, bestaande uit 400 runderen en 900 schapen, als buit weggevoerd. Het jaar daarop stierf een derde van de bevolking aan een besmettelijke ziekte. Herhaaldelijk zou het dorp in de daarop volgende jaren worden overvallen en leeggeplunderd. Ook hier moest de katholieke kerk in 1648 worden gesloten. In 1668 kreeg Goirle zijn eerste predikant, die echter geen aanhang vond. In 1673 richtten de katholieken een schuurkerk in.

In 1776 was het zo slecht met Goirle gesteld, dat er een beroep op de overheid werd gedaan ,,synde Goerle tot sinkens toe beswaert”.

In 1795, na de inval der Fransen, werden de heerlijkheden opgeheven, ook die van Tilburg en Goirle, de laatste tijd toebehorend hebbend aan de graven van Hogendorp. Toch bleven beide plaatsen nog enkele jaren verenigd. Er kwam wel een plan om Goirle te verenigen met Hilvarenbeek, Riel, Diessen en Westelbeers, maar de inwoners van Goirle protesteerden daar fel tegen en verzochten met Tilburg verenigd te mogen blijven. Na 350 jaar met Tilburg verbonden te zijn geweest kwam in 1803 de definitieve scheiding; Goirle werd een zelfstandige gemeente met ruim 900 inwoners. De grens werd gevormd door een riviertje, lopend van de Oude Ley naar de Ley, vervolgens door een stroompje De Katsbocht.

Tijdens de Belgische opstand was Goirle in staat van beleg, met van 1830 tot 1839 een bezetting van 1000 militairen.

In 1907 kreeg Goirle zijn eigen gasfabriek en het jaar daarop kwam er een stoomtramverbinding tot stand met Tilburg, Hilvarenbeek en Esbeek, later gevolgd door een busverbinding.

Evenals in Tilburg werden ook in Goirle thuis gesponnen weefsels gemaakt. De eerste machinale weverij werd in Goirle opgericht omstreeks 1870 door de firma W. van Enschot, in 1875 gevolgd door firma G. van Besouw en P. v. d. Lisdonk & Co. De textielindustrie van Goirle groeide uit door oprichting van een wollenstoffenfabriek NV Hollandse Textiel Industrie van P. van Besouw, later overgenomen door H. Broekhoven. In 1907 was de NV Goirlesche Jutespinnerij ontstaan, welk bedrijf later werd geliquideerd, waarna Tilkamwol in 1937 de gebouwen overnam.

Uit de huisweverijen ontstonden NV Pijnenburg’s Weverijen en NV Textielfabrieken H. van Puijenbroek, beide uit de tweede helft van de 19e eeuw.

Kerkelijke geschiedenis: Omstreeks 1100 zou Goirle reeds de beschikking hebben gehad over een bedehuisje. Bij de bouw van de huidige St. Janskerk in 1896 en de sloop van de kerk uit omstreeks 1450 werden namelijk resten gevonden die door de architect dr. J. T. J. Cuypers op 1100 werden getaxeerd.

Bij plakkaat van 1630 werd de katholieke godsdienst ook in Goirle verboden. Men maakte in de daarop volgende jaren gebruik van een grenskapel, die in Nieuwkerk werd gebouwd, en waar ook de Tilburgse katholieken heen trokken. In 1668 kreeg Goirle zijn eerste predikant, maar meer dan vier volgelingen waren er niet te vinden. De kerk was echter voor de katholieken gesloten; de protestanten maakten alleen gebruik van het priesterkoor. In 1673 kregen de katholieken weer de kans een schuilkerk in te richten. Het zou tot de komst van koning Lodewijk-Napoleon duren voordat de oude kerk in 1809 aan de katholieken werd teruggegeven.

De schuurkerk heeft dienst gedaan tot 1760; toen werd er een grotere gebouwd, die tot 1809 in gebruik is gebleven. In 1896 liet pastoor Crefcoeur de 15e eeuwse kerk, op de toren na, afbreken en door een neogotische vervangen. Het nieuwe hoofdaltaar en de zijaltaren werden gemaakt door de beeldhouwer H. van der Geld uit ’s-Hertogenbosch. Bij de bevrijding in 1944 werd de kerk zwaar beschadigd; de torenspits zou eerst in 1953 worden hersteld.

In Goirle werd in 1939 een nieuwe kerk ,,Maria Boodschap” gebouwd naar plannen van architect C. H. de Bever uit Eindhoven. Verder heeft Goirle nog een kapelletje op De Roovert. Voor het zusterklooster werd in 1880 de grondslag gelegd; het nieuwe klooster kwam in 1932 gereed. In 1889 werd de eerste steen gelegd voor het Fraterhuis, aanvankelijk ook met pensionaat. Dit kwam vooral tot stand door het taai volhouden van Thomas van Diessen (1828-92), naar wie een straat werd genoemd.

Het fraterhuis werd omgebouwd tot cultureel centrum. Jan van Besouwhuis (1977).

Op Nieuwkerk kon een klooster met kapel van de paters Missionarissen van de H. Familie te Grave worden ingewijd in 1913. In 1936 werd aan de Tilburgseweg een tweede klooster van deze congregatie in gebruik genomen.

Molens: twee ronde stenen bergkorenmolens, resp. uit 1875 en 1898.

Overheidsinstellingen e.d.: gemeentehuis Plein 1803; politiebureau Van Hessen Kasselstraat 13; postkantoor Tilburgseweg 1.

Onderwijs: basisscholen met een dependance, hiervan is een openluchtschool; voortgezet onderwijs; 1 Mavo, 1 Huishoudschool, een middelbaar college.

Gezondheidszorg: een verpleegtehuis; een jeugdtehuis met openluchtschool. Sportaccommodaties: zwembad, sportpark; twee sporthallen, tenniscentrum, o.m. voor windsurfsport.

De gemeente Goirle is aangesloten bij het Stadsgewest Tilburg, waarvoor in 1966 de grondslag werd gelegd.

Bijnaam: Ballefrutters, omdat men zich vroeger op vrij grote schaal bezig hield met het vervaardigen van kaatsballen. Door de opkomst van de gummiballen omstreeks 1860 hield de fabricage geleidelijk aan op in Goirle. Er werden aanvankelijk drie soorten gemaakt: de Gentse, vooral bestemd voor België; de Friese, voor Friesland, de Kleintjes, de goedkope; de kleintjes en de Friese werden in een rood of blauw verfbad gelegd, waardoor ze voor de helft gekleurd waren; dat waren de bonte ballen tegen over de blanke of witte. De goedkoopste waren geheel rood. De kaatsballenmakerij heeft op het einde van de 18e en begin 19e eeuw een tijd van grote bloei gekend.

Op de Rechte Heide bevinden zich nog enkele gereconstrueerde grafheuvels uit het bronzen tijdperk. In Nieuwkerk liggen de grafkelders van de graven van Hogendorp, eens heren van de heerlijkheid Tilburg en Goirle. En op de Rovert zijn nog de graven te zien van twee van de vijf eerste gijzelaars, die hier in augustus 1942 door de Duitsers werden gefusilleerd.

Bron: Bijdragen tot de gesch. van Goirle, 1953.