Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

WERKHUIS

betekenis & definitie

Een tussenvorm tussen armhuizen enerzijds en tucht- of spinhuizen anderzijds. Er was verplichting tot arbeid voor hen die arm en tevens werkloos waren.

Het principe van werkverschaffing en daardoor kostwinning ligt al in de naam van het I7de-eeuwse gestichtstype: tuchtén W.Op basis van vrijwilligheid der betrokkenen geschiedde dit echter eerst in de 18de- en 19de-eeuwse W.en of ‘werkinrichtingen voor armen’. Sommige Fr. armhuizen waren tevens W.en, terwijl de spinhuizen van Workum, Bolsward, Sneek en Harlingen dit type het zuiverst vertegenwoordigden, in tegenstelling met het Hollandse ‘spinhuis’, dat een vrouwengevangenis was. Het Leeuwarder tuchthuis was daarentegen wel tevens W. Te Franeker was het armhuis tevens W. ‘om allerlei handwerken in te oefenen’. Te Harlingen kreeg het W. bij de oprichting dadelijk de naam van spinhuis, spinfabriek en katoen- en hennepspinnerij, waarin ook kinderen en oudere minderjarigen, die anders bedelden, te werk gesteld werden ‘om tot de gewoonte van een eerlijken arbeid opgeleid te worden’. Te Bolsward heette het W. werk- of spinhuis; het bestond van 1796-1870.

Te Lwd. was een dergelijk initiatief al eerder genomen door de oprichting van het stads-WL aan de Hoek, waar ook het spinnen de voornaamste arbeid was, totdat er 1715 tevens een zijdeweverij werd ondergebracht, alles voor werkverschaffing, in loonarbeid en ter bestrijding van de bedelarij. Zelfs in dorpen als Heerenveen en Balk vond men reeds voor 1700 W.en of spinhuizen. In 1834 werd het Leeuwarder W. verbouwd en uitgebreid voor ten minste 200 personen, die er konden spinnen, weven en andere arbeid verrichten. Te Sneek werd het 1746 aldaar in het Klein Zuideind opgerichte Stadsspinhuis eveneens door spinbazen geëxploiteerd. Eerst werd er zeildoeksgaren gesponnen; in 1769 verzocht men de bont- en boezelreders om de wollen garens in het spinhuis te laten spinnen. Te Workum is 1757 de gasthuiskerk tot spinhuis en stadspakhuis verbouwd.

Zie: W. C. Mees, De Werk-inrigtingen voor armen uit een staathuishoudkundig oogpunt beschouwd (Rotterdam 1844); A. Hallema, Oude Gestichtstypen (Lochem 1941); Econ. Hist. Jaarb. xxvi (1952-54).