Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

WATERSPORT

betekenis & definitie

Van de recreatie te water, beter genaamd watertoerisme, in Frl. vooral in het waterland (zie Meren) zong E. Halbertsma al ca. 1825 ‘Skipke sile, skipke sile, dêrnei stiet myn Fryske sin’.

Van de Morra in het zuidwesten of de Brekken bij Lemmer tot het Bergumer Meer, een afstand van meer dan 60 km, kan men varen zonder sluizen te passeren, terwijl ook het aantal bruggen gering is. Nergens in W.-Europa vindt men zo’n groot W.-gebied.Terwijl in de vorige eeuw de W. in sierlijke boeiers en jachten een voorrecht was van de hogere standen, is het in de 20ste eeuw sociaal toerisme geworden, waaraan ieder met zeilschip, motorboot, roeiboot of kano kan deelnemen. Voor smalle beurzen was vroeger alleen de schouw bereikbaar, nu is er keuze uit nieuwe scheepstypen als B.M.er, Akkrumer en andere jollen. De Rijksdienst voor het Nationale Plan schat het aantal zeilschepen in Frl. op meer dan 2200, het aantal motorboten op ca. 750. Het eerste cijfer is stellig te laag. Men vindt zeilboten in alle dorpen van het waterland, hier bestaan 20 watersportverenigingen. ‘Oostergo’ te Grouw en de ‘Zeilver.’ te Sneek bestaan al meer dan 100 jaar en dragen het predikaat ‘Koninklijke’. De afdeling watertoerisme van de A.N.W.B. heeft een belangrijk correspondentschap in Sneek.

De bond verstrekt inlichtingen, verzorgt plaatselijk betonningen, plaatst waterwegtekens, geeft kaarten uit voor de W. en exploiteert te Sneek een zeilschool. In 1956 is door Prov. Staten voor de belangen van de W. opgericht het bestuurlijke orgaan de Marrekrite. Behalve Friezen varen op de Fr. waters geregeld zeer veel Groningers en Hollanders; in het drukke seizoen ziet men ook buitenlanders, vooral Engelsen. Voornaamste centra zijn: Grouw, Sneek, Langweer, Eernewoude, Terhorne. zie Scheepstypen, Toerisme.

Zie: H. G. v. Slooten en K. Sikkema, Zeilend zwervend door Frl. (Assen 1946); Recreatie te water, Rijksdienst voor het Nationale Plan, publ. nr. 10 (1956).