Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

LEMSTERLAND

betekenis & definitie

(Fr.: Lemsterlân). Gem. in het zuiden, vroeger de zesde grietenij van de Zevenwouden.

Tot de gem. behoren behalve de hoofdplaats Lemmer, Oosterzee, Echten, Follega, Eesterga, Bantega en Schoteruiterdijken.GEMEENTEWAPEN : ‘van zilver, beladen met een arm van keel, komende van de rechterzijde des schilds, dragende op zijn hand een wereltkloot van goud. Het schild gedekt met een gouden kroon.Grietenijwapens, zie Doniawerstal (geschiedenis).

BEVOLKING. In 1744 bijna 1200 inw., in 1848 4729, in 1939 7575 en op 1.1.1958 8095. Er is een langzame groei en een groot vertreksaldo. Van 1947-55 emigreerden er 330 personen. Er was een vertrekoverschot van 987 personen met binnenlandse bestemming. De voornaamste bron van inkomsten is de veeteelt (in 1956 10106 runderen, 477 paarden, 783 schapen, 844 varkens en 5328 hoenders).

De industrie neemt toe (zuivelfabriek te Oosterzee, houtindustrie te Echtenerbrug en vooral te Lemmer). In totaal werken 231 personen in industriële bedrijven met meer dan tien man personeel. L. telde in 1950 115 winkels (256 personen). In 1950 waren in de handel werkzaam 376 personen, in industrie met inbegrip ambacht 848, m verkeer (met inbegrip Horecabedrijven) 222 personen. In de landbouw in 1947 985 personen. Van het totale inkomen werd in 1950 verkregen uit nijverheid 27,9 pct., landbouw 35,8, handel 11,9 en visserij 4,3 pct.

KERKELIJKE EN POLITIEKE SITUATIE. In 1947 behoorde 44,5 pct. der bevolking tot de Ned. herv.,

21,4 tot de geref., 7,1 tot de r.k. en 0,4 tot de doopsgez. kerk; 22,1 pct. was buitenkerkelijk. Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer in 1956 verkreeg de P.v.d.A. 38,5 pct., de C.H.U. 21,3, de A.R.P.
19,8, de C.P.N. 8,1, de K.V.P. 6,1, de V.V.D. 3,9 pct. De gemeenteraad telt 13 leden, van wie 4 P.v.d.A., 3 A.R.P., 3 C.H.U., 1 K.V.P., 1 V.V.D., 1 C.P.N. (1958). TAAL. In 1955 sprak slechts 79 pct. van de schooljeugd Fr., 13 pct. sprak Nederlands, 7 pct. dialect. Deze dialectsprekers wonen in Bantega en Echten: nakomelingen van de Overijselse en Stellingwerfse veenarbeiders, die zich hier in de 19de eeuw vestigden. De positie van het Fr. in Lemmer is in meer dan een opzicht verzwakt.

VORM. L. heeft een enigszins ovale vorm; het reikt van Takozijl in het westen tot Schoterzijl in het oosten en van een punt Z. van Spannenburg tot in de Noordoostpolder bij Lemmer. De grootste lengte (Takozijl-Tjonger) bedraagt 14 km, de grootste breedte (Spannenburg-Lemmer) 6,5 km. De grenzen van L. zijn deels natuurlijk (Ee, Brandemeer en Kromme Ee in het westen, de Tjonger in het oosten), deels kunstmatig (rechte grens door het Tjeukemeer en langs enkele wateren, zoals de Follegasloot). L. grenst in het westen aan Gaasterland, in het noorden aan Doniawerstal, in het oosten aan Haskerland en Weststellingwerf, in het zuiden aan Overijselen de Noordoostpolder. De opp. is 66,17 km.

HOOGTE VAN DE BODEM EN AFWATERING. De lijn van N.A.P. beweegt zich alleen in de polder Buitendijksveld (in het uiterste zuidoosten, op de grens met Overijsel) op het gemeentegebied. Verderligt geheel L. beneden de nullijn, plaatselijk tot —1,9 m (polder Kleine Brekken bij Lemmer en in de Veenpolder van Echten). Het laagste punt ligt —2 m (ten westen van Bantega). De gem. telt enkele grote plassen, zoals de Grote Brekken, die geheel,en het Brandemeer en het Tjeukemeer, die deels tot L. behoren. Hier wordt gezeild en gevist.

Door de aanleg van de Afsluitdijk heeft de natuurlijke afwatering van L. door sluizen op de Zuiderzee praktisch niets meer te betekenen. Het voornaamste boezemwaterschap zijn de Lemster Polders (1334 ha), de enige veenpolder is die van Echten (2376 ha), terwijl de Lemstersluis (bijna 3000 ha) een zeewerend waterschap is.

GRONDSOORTEN. De W. helft van L. bestaat uit jonge zeeklei op veen, de O. helft uit laaggelegen venen met in de veenpolder van Echten restveengronden. Langs de Tjonger ligt weer kleigrond, die bij Schoterzijl met een tong naar het noordwesten opdringt. Aan de voormalige Zuiderzeekust jonge zeekleigronden (slik- of plaatgronden en Zuiderzeegronden). Door verdroging heeft de kuststrook ten oosten van Lemmer na de inpoldering van de Noordoostpolder ernstige schade opgelopen.

GEBRUIK VAN DE BODEM. Nagenoeg geheel L. is in cultuur gebracht, waarvan 97,r pct. grasland. Boomgroei is er zeldzaam buiten de straatweg Lemmer-Sneek en het joodse kerkhof bij Takozijl (eigendom van It Fr. Gea). In 1956 was 167 ha met akkerbouwgewassen beteeld, 5159 ha was grasland en 1 ha werd als tuinbouw (volle grond) gebruikt.

GESCHIEDENIS. L. komt in de oudste bronnen voor als ‘Oosterzeeingerland’ (1399: Osterzeemster landt, 1456: Aestersemeraland), genoemd naar Oosterzee, welk dorp reeds in 1132 voorkomt. Eerst in 1505 wordt van ‘Lemster Vyfighae’ gesproken (Lemmer, Eesterga, Follega, Oosterzee en Echten). Nog later komt de huidige naam op. L. sluit in 1395 met andere Zuidfr. gebieden een verbond met de bisschop van Utrecht. In 1413 lijdt L. door de bisschop schade.

De ligging aan de Zuiderzee maakte L. ook kwetsbaar bij aanvallen van Hollanders. L. wordt vrij vaak onder Hollandse invloed gebracht, zoals in 1197, toen graaf Willem (later Willem I) wegens voortdurende strijd met de heer van Kuinre in Oosterzee een slot liet bouwen. Jan van Beieren bouwde in 1421 een kasteel in Lemmer, in 1521 liet de Gelderse stadhouder er een blokhuis zetten: het laatste bolwerk van Karel van Egmond, dat hij in 1523 aan de Bourgondiërs verloor. In 1581 werd Lemmer (met Sloten) op de Spanjaarden veroverd. In 1672 lukte het de bisschop van Munster niet het dorp, dat hij had opgeëist, te bezetten. In 1799 beleefde de grietenij opnieuw spannende dagen door een landing van Engelse troepen, tegen wie bij Follegabrug nog gevochten is.

De Britten werden als bevrijders begroet en het volk plunderde tijdens de raid de huizen van prominente patriotten, zie Vijfga M., s. J. v. d.

Zie: Hepkema, Memories, 432; Leeuw. Cour. (28.6.1930); J. S. Veenenbos, De bodemgesteldheid van het gebied tussen Lemmer en Blokzijl inhetrandgebiedvandeNoordoostpolder.Versl.Landbouwk. Onderzoek 55, 12 (1954).