heeft tot basis ‘het wegvallen van de grote afstand tussen leerkracht en leerling’ (‘Het onderwijs in Ned.’, 1952, 144). Als elementen worden o.a. genoemd: aansluiten bij huis en omgeving, activiteit van het kind, remmingen opheffen, de taal centraal stellen, rekenen naar aanleg en tempo, individualiseren.
Meermalen worden in de jaarlijkse rijksuitgave ‘Het onderwijs in Ned.’ ook Fr. dorpsscholen met ere genoemd. Twee vormen die in Frl. de aandacht trekken zijn: de Fr. scholen en de heemkunde.
De Fr. school sluit door de taal aan bij huis en omgeving; zij prikkelt de leerlingen tot activiteit door op eigen taalexpressie aan te dringen: het kind moet niet allereerst luisteren en lesjes maken, het moet in beide talen praten en stellen; zij tracht remmingen op te heffen, die het gevolg zijn van het veronachtzamen der tweetaligheid; zij stelt met nadruk de taal centraal voor alle onderwijs. De Fr. school levert dus een belangrijke bijdrage tot de O. en anderzijds kan van verantwoorde O. in Frl. buiten het Fr. om geen sprake zijn.
Heemkundig gericht onderwijs acht men vooral in Limburg en Brabant van essentieel belang. Ook in Frl. wint het inzicht veld, dat binding van het kind aan geboorte- of woonstreek een wapen is tegen vervlakking: De Fr. Akademy publiceerde een Hantlieding foar geakunde; gemeenten laten filmstrips samenstellen, geven boeken en boekjes uit over stad en land; onderwijzers van allerlei richting verzamelen met elkaar materiaal voor de scholen in hun streek; sprekers houden voor volle zalen lezingen over het eigen dorp; radiopraatjes en -wedstrijden over de kennis van het eigen ‘gea’ zijn populair. Voor moderne onderwijsvormen als belangstellingscentra, totaliteitsonderwijs, projecten of werkelijkheidsonderwijs is er op school haast geen aantrekkelijker onderwerp te vinden dan juist het ‘heem’ in zijn velerlei schakering: aardrijkskundig, natuurkundig, historisch of maatschappelijk. Er bestaat zeker geen onderwerp met meer kansen om alle kinderen te activeren.
Zie: P. Ingwersen, Methodisches Handbuch für Heimatforschung, aufgezeigt am Beispiel Schleswig-Holstein (Schleswig 1954); R. Mehlem en W. Seedorf, Niederdeutsch, ein Handbuch zur Pfiege der Heimatsprache (Hannover 1957); Repert., 310.