zakenman en magistraat (Dokkum 29.5.1760-5.2.1838). Lid der vroedschap, Statenlid.
Geestverwant van C. L. van Beyma, moest met hem vluchten (1787).
Terug 1795, dan in allerlei functies, hoewel gematigd. Lid nationale vergadering (1797).
Ten slotte te Dokkum weer raadslid en later burgemeester (1824-37).Zie: N.B.W. viii, 978-979.