Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

HOUTVERWERKENDE INDUSTRIE

betekenis & definitie

Frl. telde in 1950 in deze sector (waaronder ook valt de verwerking van riet, kurk e.d.) 366 bedrijven (3137 werknemers). Sedert 1930 is het aantal werknemers met 74 pct. toegenomen (Nederland 27 pct.).

Vooral de kistenfabrieken en rietmeubelindustrie (zie Rotanmeubelen) groeiden.Te zamen vormen ze ruim 40 pct. van de H.I. De betrekkelijk grote omvang van de H.I. (5 pct. van Nederland) hangt hiermee samen. In deze bedrijfsklasse ontbreken enkele weinig geïndustrialiseerde groepen (klompen- en mandenmakerijen) bijna geheel. Behoorlijk vertegenwoordigd zijn houtzagerijen (20 met 144 man, o.a. te Dokkum, Sneek en Lwd.) en timmerfabrieken (22 met 342 personen, o.a. te Drachten en Lwd.). Kuiperijen (o.a. te Ijlst) en meubelfabrieken (20 met 519 personen of 2,8 pct. van Nederland) komen weinig voor. De belangrijkste meubelfabrieken te Joure, Franeker en Lwd. Sinds 1950 heeft deze bedrijfsgroep zich normaal ontwikkeld.

Zie: Leeuw. Cour. (8.2.1958).