Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

GYSBERT JAPICX

betekenis & definitie

(ook geschreven: Gysbert Japiks ; eigen handtekening: Gijsbert Jacobs), "schoolmeester en dichter (Bolsward 1603—sept. 1666). Hij kreeg, als zoon van een schrijnwerker-burgemeester (ontwerper van het stadhuis te Bolsward) wrsch. een goede opvoeding, was schoolmeester te Witmarsum, Beetgum(?) en Bolsward.

De meeste van zijn kinderen stierven jong, de enig overgebleven zoon was een drinker en schuldenmaker. G.J. had, vooral in de tweede helft van zijn leven, door zijn vriendschap met S.

A. Gabbema, veel contacten met dichters, schilders enz., en schijnt toch een volstrekt eenzame figuur, het meest doordat hij zich, in tegenstelling tot vrienden en kennissen, bijna uitsluitend van het Fr. bediende, zowel in dichtwerk (lyrische en epische poëzie, psalmvertalingen), brieven (aan Gabbema) als prozavertalingen (naar het Frans).Zijn werk sluit enerzijds aan bij de volksaardige traditie van P.

Baerdt en J. van Hichtum, maar is anderzijds doortrokken van renaissance- en barokkenmerken; dit verklaart de nogal tegenstrijdige beschouwingen over zijn persoon en werk. Een moeilijkheid temeer is, dat G.J.s meeste werk pas na zijn dood verscheen (Fr. Rijmlerye), terwijl we aan enkele door Franciscus Junius gemaakte afschriften (ca. 1650) kunnen zien, dat de schrijver veel in zijn werk veranderde.

G.J. schrijft zeer muzikaal en zeer beeldend, ook in zijn proza, en hanteert de in zijn tijd tot omgangstaal van boeren gezonken taal op onvergelijkelijke wijze. Zijn oeuvre moge slechts enkele honderden bladzijden tellen, het is veelzijdig, het heeft karakter, het fascineert telkens opnieuw de kenners. Niet alleen naast de andere Fr. schrijvers uit zijn eeuw, maar op zich zelf is hij een figuur, omdat volgende generaties zich aan zijn voorbeeld sterken en in hem hun meester erkennen. Veel is over G.J. geschreven; de bibliografie van 1956 bevat meer dan 400 nummers en nog is het einde niet te zien. Volgens Wadman moet de eigenlijke studie van G.J. nog beginnen. Hellinga acht G.J. een groot dichter, een geniaal taalbeschrijver, een geniaal taalkunstenaar, ja Nederlands grootste taalbouwer in de 17de eeuw.

Zie: J. H. Brouwer, J. Haantjes en P. Sipma, Wirken (1936); W. Gs.

Hellinga, De opbouw van de algemeen beschaafde uitspraak van het Nederlands (1938), 151-157; J. J. Kalina, Bibliografy G.J. (1956). Gysbert Japiks, in dec. 1880 opgerichte rederijkerskamer te Lwd., waarvan O. Stellingwerf voorzitter en P. J. Troelstra secretaris werd.

De vereniging heeft een meer realistische kunst gepropageerd en is te zien als de voorloper van de richting-Schuitmaker. Zie: Y. Poortinga, It Fr. Folkstoaniel (Assen 1940), 66-67.

Gysbert Japiksfeest. Op 7.7.1823 werd te Bolsward een borstbeeld van de dichter onthuld. Dit feest, waarbij J. H. Halbertsma een grote rol speelde, is de ‘parade der WassenberghschooT genoemd. Het wordt gezien als het begin van de Fr. beweging en bracht nieuwe aandacht voor de dichter en diens taal.

Zie: J. H. Halbertsma, Hulde aan G.J. 1 (1824); Bibliografy G.J. (1956), 15 e.v.

Gysbert Japicx-Prijs. Tweejaarlijkse prijs voor Fr. literatuur, groot ƒ 750, door Ged. Staten van Frl. in 1947 ingesteld. De prijs wordt afwisselend voor poëzie en proza toegekend.