archeoloog (Noordhom
14.3.1884-). Zoon van een predikant, die in verschillende gemeenten in het noorden heeft gestaan. Studeerde biologie, maar richtte al spoedig zijn aandacht op terpenonderzoek e.d. Werd de grote veldarcheoloog van het noorden. Ook in het buitenland bekend. Sedert 1920 directeur van het BiologischArcheologisch Instituut te Groningen. Leidde o.a. opgravingen te Ezinge, Rijs, in de Stellingwerven (Oosterwolde, Fochtelo).
Wrk.: Die Fauna der Wurten (1913); De hunebedden in Ned. (1925-27); Repert,, 67-68.
Zie: De Holl. Revue (mrt. 1917); Een kwart eeuw Oudheidk. Bodemonderzoek in Ned. (Meppel 1947); Nw. Drentse V.A. (1942), 25-32.