Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

FRANEKERADEEL

betekenis & definitie

(Fr.: Frjentsjeradiel). Gem. rondom de stad Franeker.

In de M.E. vormde F. met de grietenijen Menaldumadeel, Baarderadeel, Hennaarderadeel en Barradeel het district Franaëker of Vronakker in Westergo. Tot de gem. behoren de dorpen: Dongjum, Boer, Ried, Schalsum, Peins, Sweins, Flerbaijum, Midlum, Hitsum,Tsjum, Achlum, en de buurschappen: Kingmatille, Koningsbuurt, Tritsum.

De zetel van de gem. is sinds 1895 het Martenahuis te Franeker. ->Bouwkunst 11.WAPEN. ‘Zijnde van lazuur, beladen met een gouden dwarsbalk, van de regter boven naar de linker benedenhoek des schilds nederdalende, voorts drie open rozen van keel loopende van de linker bovenhoek naar de regter benedenhoek des schilds zodanig dat de middelste roos op de gulden dwarsbalk komt. Het schild gedekt met een goude kroon’. Het aan de gem. toegekende wapendiploma dateert van 25.3. 1818 (-> Grietenijwapens).

BEVOLKING. In 1714 2145 inw.; 1880 5365; 1900

5151; 1958 4943. De beroepsstructuur (1947) geeft de volgende cijfers: landbouw 1206, nijverheid 368, handel en verkeer 247, huiselijke diensten 129, overige beroepen 108. De nijverheid bestaat uit de fabricage van zuivelprodukten (zuivelfabrieken te Achlum en Tsjum), twee kalkbranderijen en een lederwarenfabriek te Koningsbuurt onder Midlum.

TAAL. In 1955 werden van de 541 lag.-schoolkinderen er 500 onderzocht op hun taal. Het bleek dat 96 pct. Fr.-talig was, terwijl 44 kinderen van de openb. lag. school te Midlum Stadsfr. spraken (Harlinger invloed). KERKELIJK EN POLITIEK LEVEN. Ned. herv. 2653, geref. 983, doopsgez. 81, r.k. 309, andere gezindten 212, buitenkerkelijk 721 (cijfers van 1.1.1957). Bij de Tweede-Kamerverkiezingen in 1956 kreeg de K.V.P. 130 stemmen, P.v.d.A. 1133, A.R.P. 547, C.H.U. 561, V.V.D. 245, C.P.N. 28, en werd de rest verdeeld over kleine partijtjes. De gemeenteraad telt 11 leden: 4 P.v.d.A., 2 A.R.P., 3 C.H.U., 2 V.V.D. (1958).

LIGGING. De gem. bestaat uit een N. en een Z. deel, en bad in 1953 een opp. van 5916 kma. F. grenst in het noorden aan Barradeel, in het westen aan Barradeel, Harlingen en Wonseradeel, in het zuiden aan Wonseradeel en Hennaarderadeel, in het oosten aan Hennaarderadeel en Menaldumadeel. Op 1.7.1955 had een grenswijziging plaats tussen F., Harlingen en Barradeel (—>Barradeel).

HOOGTE VAN DE BODEM. Naast de diverse hoogten kent F. verschillende gedeelten die—N.A.P. liggen (van ca.—0,6 tot ca.—0,1). Overigens varieert de hoogte van ca. +0,1 tot +0,9 N.A.P. De zeewerende waterschappen zijn: Der Vijfdelen Zeedijken Binnendijks en Der Vijfdelen Zeedijken Buitendijks.

GRONDSOORTEN. De boring bij Achlum bracht o.a. het volgende aan het licht: van 0-3 m onder maaiveld fijnzandig, kalkhoudend leem; tot op 52 m slibhoudend zand, met op een diepte van ca. 18-21 m zand- en grindhoudend leem (keileem), en van 31-36 m zwarte, vette potklei (kalkvrij). F. behoort tot het kleigebied van Frl., deels tot de bouwstreek, deels tot het kleiweidegebied.

GEBRUIK VAN DE BODEM. Het grasland beslaat een opp. van 67,5 pct.; voor bouwland is 31,75 pct. in gebruik, terwijl 0,75 pct. uit tuingrond bestaat (cijfers C.B.S., 1956). Voornaamste landbouwgewassen: aardappelen 467 ha, tarwe 3Z3 ha, haver 141 ha, peulvruchten 108 ha, suikerbieten 77 ha, gerst 56 ha, vlas 31 ha, koolzaad 24 ha (Z956). De veestapel omvatte in 1956: 7702 stuks rundvee, 462 paarden, 3440 schapen, 339 varkens, 2845 hoenders (cijfers C.B.S.).

VERKEER. Het wegennet onderging in 1956-57 belangrijke verbeteringen. In het N. deel van de gein. verzorgt de L.A.B.O., in het Z. deel de L.A.B. het personenvervoer, terwijl N.T.M./N.A.C.O. F. in het traject Lwd.-Alkmaar opnamen.

GESCHIEDENIS. Van deze tweede grietenij van Westergo, liggende in de oudste kern van dit gebied, vertelt de historie weinig bijzonderheden. In en om de elf dorpen liggen vele terpen, die veelal ook zelf namen hebben. Bekende adellijke geslachten (bijv. de Goslinga’s) komen uit deze grietenij, die in de dagen der Schieringers en Vetkopers vaak strijdtoneel was. Ook de Geldersen en Bourgondiërs kwamen hier in botsing. Eertijds waren er twee kloosters: Miedum en Ludingakerk.

H. W. Steenstra schreef in 1826 Oudheidkundige aanteekeningen van de dorpen en kloosters der grietenij F., meer een dorpsdan een grietenijbeschrijving. G. Overdiep en J. C. Tjessinga schreven De Rechtsomgang van F. 1406-38 (1950).

B., H.S.

Zie: Leeuw. Cour. (16.6.1926); Vr. F. xxxv (1939), 153-160; B. xi (1949), 139-143; XII (1950), 27-29; XIII (1951), 149-156.