Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BOSCHPLAAT

betekenis & definitie

Het O. deel van Terschelling, sedert 1924 Staatsnatuurmonument, groot 4400 ha, binnen de laagwaterlijn; bij hoogwater verminderd tot 3000 ha; bij stormvloeden tot 900 ha. In vroeger eeuwen een afzonderlijk eiland, van Terschelling gescheiden door het Koggediep; dit verzandde na 1800 tot de zgn.

Koggegronden en sedert is de B. een kale zandvlakte met alleen aan de Wadkant enkele lage duincomplexen: eerste, tweede, derde en Amelander duintjes.Van 1931-36 werd door de Rijkswaterstaat langs de Noordzee een stuifdijk aangelegd, van strandpaal 20 tot 29; deze verbindt de vaste duinen achter Oosterend met de Amelander duintjes. Door opstuiving heeft deze stuifdijk thans het karakter van een natuurlijke zeereep. Ten Z. van de stuifdijk werd in rustig water bij hoge vloeden slib afgezet en ontwikkelde zich een aantal zoutminnende plantengemeenschappen. In het O. is een deel nog onbegroeid. De vegetatie ontwikkelde zich natuurlijk; alleen het Z.O. gedeelte, de Groede, ca. 300 ha, wordt als zilte weide voor jongvee gebruikt en is door omheining afgescheiden van de B.

Voor de zilte flora van natuurlijke landschappen is de B. enig in W.-Europa, en zelfs op aarde Zeldzaam. D B. is ook van grote betekenis als vogelterrein. Er broeden meer dan 50 vogelsoorten, vooral de kolonie zilvermeeuwen is spectaculair. Het aantal broedparen heeft meer dan 5000 bedragen. Omdat ze van andere vogels eieren en jongen roven, is de kolonie thans beperkt tot 1800 paren. Er overzomeren op de B. veel soorten, die op het Wad hun voedsel zoeken; de B. is verder in voor- en najaar pleisterplaats voor trekvogels.

Toen de gem. in 1950 van plan was de B. te bedijken en tot landbouwgrond te bestemmen, stuitte dit op krachtig verzet; het werd door de regering afgewezen. Uniek als studieterrein van de veldbiologie; ook voor de recreatie van belang.

Zie: Natuur en landschap (1951), met lit.opgave.