Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BEVOLKINGSVERLOOP

betekenis & definitie

Per 1.1.1957 had Frl. 469793 inwoners, dat is 4.29 pct. van de Nederlandse bevolking. Vroeger was de verhouding anders: 1.1.

18302050000! 7,85 pct., nog gunstiger 1869 8,16 pct., daarna zakt het Fr. aandeel. Bevolkingsgroei per jaar in 1869-99 Nederland 1,19 tegen Frl. 0,51 pct.; 18491930, 1,43 tegen 0,52; 1930-40, 1,18 tegen 0,68; 194056, 1,28 tegen 0,31. Deze ongunstige Fr. cijfers ontstaan door voortdurend vertrek. De bestaansbronnen groeien nl. niet evenredig met de natuurlijke bevolkingsaanwas. Vandaar werkloosheid of overbezetting in het bedrijfsleven. In jaren met goede conjunctuur vloeit dit overschot weg, om elders betere kansen te grijpen. Zo kan men het conjunctuurverloop aflezen uit het verloop der Fr. bevolking: toeneming o.a. in 1870-80, 1900-05, 1910-15, 1920-25, 1940-45; stilstand o.a. 1880-90, 1915-20, 1925-30, 1951-heden. zie Emigratie, Immigratie, Migratie.

Het verloop is niet overal in Frl. gelijk. Op de klei blijft de bevolking van 1880-1950 haast gelijk, in het veenweidegebied enige groei (ontginning, wat industrie), op het zand sterke groei 97000-155000 (ontginning, industrie). Het sterkst groeien de steden: Lwd. en Sneek in die 70 jaar verdubbeld, de kleinere steden met 20 pct. toegenomen. Op 1.1.1957 was het aantal inwoners van het zand 158535, weidegebied 123064, bouwstreek 99283, eilanden 7453, Lwd. 81458. Na W.O. II was de bevolkingsgroei in Frl. 3,8 pct. (Nederland 14.8) en wel: zand 3,4, weide 2,8, bouw 1,2, eilanden 8,6, Lwd. 9,3 pct.

Maar in enkele gemeenten is in de laatste jaren het vertrek al groter dan de opstuwing na 1945. Zo gaan Fenverderadeel, Barradeel en W.Dongeradeel al met 1,3-1,7 pct. achteruit, O.Dongeradeel zelfs met 4,9 pct.; ook het kleiweidegebied toont plaatselijke achteruitgang. De bevolkingswinst stamt over deze periode vooral uit 1945-47. Tot 1950 dus het normale Fr. beeld: jaren van opstuwing, jaren van achteruitgang.

Na 1950 komt er iets nieuws, nl. alleen vertrek onder invloed van hoogconjunctuur en industrialisatie. Van 1.1.1950-1.1.1957 is de toeneming in Frl. 0,97 pct. (Nederland 9,28 pct.), als volgt verdeeld: zand + 3,22, weidegebied — 0,46, bouw — 2,57, eilanden —0,67, Lwd.-f-3,56 pct. Typerend is de sterke stijging in Smallingerland 14,63 pct. (industrialisatie) en Dokkum 9,12 pct. (o.a. industrie). Waar groei is valt die uit toeneming van industrie te verklaren (steden behalve Franeker, zand behalve Opsterland, twee gemeenten in de veenweidestreek). De achteruitgang is het sterkst in O.Dongeradeel (—8,85), Menaldumadeel (—8,6), Hindeloopen en Staveren (—7,7).

In de cijfers van O.Dongeradeel zien we wat dit betekent: bevolking 1.1.1957: 8002; geboorteoverschot 1950-57: 932; vertrekoverschot 1709. Ook in gem. met geringer bevolkingsverlies nog belangrijke verschuiving: Hennaarderadeel (4920 inwoners, verlies 1950-57 2,19 pct.), geboorteoverschot 538, vertrekoverschot 648.

De leeftijdsopbouw verandert. Ook emigreren iets meer vrouwen dan mannen, 1951-55: 9602 mannen, 9732 vrouwen. In Frl. zijn nu op 10000 inwoners 4988 vrouwen, in Nederland 5017. Ook in de jongere groepen, bijv. tot 25 jaar, heeft Frl. 11,4 pct. meer mannen (Nederland 10,2). Boven de 30 jaar zijn er in elke leeftijdsgroep ook in Frl. meer vrouwen, maar toch blijft Frl. achter, zo boven 55 jaar: Nederland 9 pct. meer vrouwen, Frl. 5 pct.

Zie: Repert., 297; Reg. Leeuw. Cour., 62; A. Vondeling, Eat oer de biwenners, de migraesje en de bifolkingstichtens yn Fryslân (1942);

B. (1949), 3 e.v.; Binnen- en buitenlandse migratie van Frl. in 1948

(1951); B. (1954), 65 e.v.