Eiland in het voormalige →IJ, ook bekend als De(n) Ho(o)n en Zaanderho(o)rn. Het behoorde, tot de drooglegging van het IJ en het graven van het Noordzeekanaal, tot de Zaanstreek.
Zaenderhorn was een flink eiland, waarop in de 17e eeuw, maar waarschijnlijk ook al eerder, vijf boerderijen en een kapel stonden. In 1849 was het eiland 80 morgen (72 hectare) groot. Al in 1155, bij de verwoesting van →Zaanden, werd melding gemaakt van contacten met Zaenderhorn. Het eiland werd door de →Hollesloot van de →Hem gescheiden. De Hollesloot diende Zaandam tot zeehaven toen de Zaan daarvoor te ondiep was geworden; de schepen lagen dan in de luwte van het eiland.
Aan het eind van de 14e eeuw werd Zaenderhorn genoemd als bezit van hertog Albrecht van Beieren, die in 1392 300 ‘Dordrechtse schilden’ uit de opbrengst van het eiland aan het in Amsterdam op te richten Karthuizer klooster schonk. Zeven jaar later verkocht hij het eiland Sanerhorn aan dit klooster. Men moest hem daarvoor 1275 ‘Gentse nobelen’ betalen. In 1412 verklaarde hij het eiland vrij van belastingen; dit werd in 1501 nog eens door de Staten van Holland bevestigd.
Op Zaenderhorn, dat ook wel Sint Anthonie’s eiland werd genoemd, heeft in de middeleeuwen een kapel gestaan. Deze stond daar nog in 1512, maar was tegen het einde van de 16e eeuw verdwenen. Het is niet bekend of dit in verband gebracht moet worden met het optreden van de Spaanse troepen of met de afkalving van het eiland. Zeker is wel dat Zaenderhorn door afkalving kleiner werd en verder van het vasteland kwam te liggen. De bij de kapel behorende begraafplaats is waarschijnlijk door het IJ verzwolgen. In de 18e eeuw werd het moeilijk nog op het eiland te boeren.
Het aantal boerderijen nam tot twee af. Halverwege de 19e eeuw was Zaenderhorn nagenoeg onbewoond, hoewel zich in de jaren ’40 van die eeuw nog een boer met zijn gezin op het eiland had gevestigd.
Literatuur: J. Honig Jansz. Jr., Geschiedenis der Zaanlanden, Haarlem 1849.