Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Groothandel

betekenis & definitie

Vorm van handel, ‘handel in het groot’. De groothandel is een schakel tussen de producent en de detailhandel.

Groothandelaren ontvangen artikelen van verschillende producenten (meest in ‘grootverpakking’), slaan die op in (over het algemeen eigen) pakhuizen, en distribueren de artikelen met meestentijds eigen vervoermiddelen in kleinere hoeveelheden naar de detailhandel. In de Zaanstreek waren in het bijzonder in de jaren '20 en ’30 meerdere groothandelbedrijven met verschillende soorten artikelen actief. Met name belangrijk was de groothandel in levensmiddelen.Groothandelaren (ook wel grossiers genoemd, afgeleid van de voor de Tweede Wereldoorlog gebruikte benaming: ‘grossierderijen’) kunnen handel drijven in zeer uiteenlopende artikelen. Er bestaan, als enige willekeurige voorbeelden, groothandels in huishoudelijke artikelen, eieren, speelgoed, levensmiddelen enzovoort. Doordat een groothandelaar grote voorraden aanhoudt kan hij plaatselijke schommelingen in de vraag opvangen; daarom is het niet nodig dat de detaillist extra voorraden opslaat. Groothandels hebben meestal vertegenwoordigers in dienst, die regelmatig de detaillisten bezoeken om de orders op te nemen. In de levensmiddelenhandel gebeurt dat op een vaste dag en een vast tijdstip, het uitvoeren van de order volgt dan één of twee dagen later.

De groothandel is hiermee een belangrijke schakel in het distributieproces, zowel voor producent als voor detaillist. De producent heeft de mogelijkheid zijn goederen in grootverpakking economisch af te zetten, terwijl de detaillist op korte termijn zijn voorraden kan aanvullen. Desondanks hadden en hebben er pogingen plaats om de groothandel te omzeilen. Grotere detaillisten trachtten soms (al dan niet met enkele collega-detaillisten) hun goederen rechtstreeks van de producent te betrekken. Als de bestelde voorraad groot genoeg was, en op één adres werd afgeleverd waren de producenten hier ook toe genegen. Deze situatie deed zich met name voor tijdens de crisis van de jaren ’30.

Bovendien verkozen sommige producenten het om hun eigen goederen zelf te distribueren (bijvoorbeeld tot voor enkele jaren ➝ Verkade). Ofschoon dergelijke ontwikkelingen de groothandel schaden, lijkt het niet voor de hand te liggen dat de grossier hierdoor zal verdwijnen. De groothandel vereenvoudigt het handelsverkeer namelijk aanmerkelijk. Indien (dit als voorbeeld) de situatie zich voordoet dat twaalf producenten elk aan twaalf detaillisten leveren, dan bestaan er reeds 144 handelscontacten. Indien tussen de producenten en de detaillisten een groothandel plaatsneemt wordt dit aantal teruggebracht tot 24 (12 tussen producenten en groothandel en 12 tussen groothandel en detaillisten). De opkomst en bloei van het grootwinkelbedrijf vormt echter een belangrijkere bedreiging voor de groothandel.

In de Zaanstreek waren in de jaren ’20 en ’30 meerdere groothandelbedrijven gevestigd, die in verschillende soorten artikelen handelden. Hierachter worden met name de groothandels in levensmiddelen genoemd, omdat deze (volgend op de omvangrijke Zaanse levensmiddelenindustrie) met name specifiek voor de streek waren. Bovendien was de Zaanstreek de bakermat voor twee grootwinkelbedrijven in levensmiddelen (Albert Heijn, zie ➝ Ahold, en Simon de ➝ Wit). Groothandels Bekend was ‘C. Keg theehandel en koffiebranderij, handel in koloniale waren’, gevestigd aan de Hogendijk te Zaandam. Het bedrijf verkocht koffie en thee in verpakking onder eigen naam.

Ook andere levensmiddelen werden onder de naam ‘Keg’ verpakt. Bestuurders van het in 1956 opgeheven bedrijf waren C. Keg en H.F. Huizinga.

Bekend was eveneens ‘Terwee’s koffiebranderij en theehandel, grossier in koloniale waren’ , gevestigd in de (oude) Peperstraat te Zaandam. Het bedrijf werd bekend door de met de thee en koffie meeverpakte plaatjes van de watersnood van 1916, die zeer gewild waren en konden worden ingeplakt in een speciaal Terwee-album. Terwee kwam in 1918 in moeilijkheden. Het had aan het einde van de Eerste Wereldoorlog een grote hoeveelheid ‘ersatz’-artikelen in voorraad, die aangezien er spoedig weer ‘echte’ artikelen voorradig waren als waardeloos konden worden afgeschreven. De grossierderij werd hierna geliquideerd. Het bedrijf ging toen alleen door met de bekend geworden artikelen van koffie en thee en later ook pinda-produkten.

Terwee hield op te bestaan met de sloop van de oude Peperstraat in de jaren 1957-’58. De Peperstraat was een vestigingsplaats voor meer grossiers. Twee ontslagen werknemers van Terwee vestigden er zelf een grossierderij onder de naam ‘Dekker en van Scheijen, grossiers in koloniale waren en suikerwerken’. Het bedrijf werd gevestigd in twee oude, enigszins aangepaste, houten woonhuizen en werd later overgenomen door Kraaijer, kaashandelaar aan de Oostzijde te Zaandam. Na de sloop van de oude Peperstraat werd het bedrijf afgeslankt aan de Oostzijde voortgezet.

Ook aan de Peperstraat was de grossierderij van Simon Kaan, die 1 maart 1916 door de Gebrs. Ero werd overgenomen. De handelsnaam werd toen ‘Gebrs. Ero, grossiers in koloniale waren, drops en suikerwerken v/h S. Kaan’. Zij kregen de beschikking over een van steen gebouwd pakhuis met daarnaast een houten opslagruimte.

Een houten gebouwtje daarachter, ooit als kiosk gekocht door Kaan, was (tot 1941) als kantoor ingericht. In 1923 werd de heer P. Doets, die een winkel bezat bij de Beemsterbrug in Purmerend en klant was van de gebroeders, compagnon; zijn winkel werd filiaal van Ero. In 1924 werd het bedrijf in een naamloze vennootschap omgezet en werd de handelsnaam ‘N.V. Handelsmaatschappij tot voortzetting der zaken v/h Gebrs. Ero'.

De broers Jan en Jacob Ero en P. Doets bestuurden de zaak. Jan Ero trad in 1929 uit de vennootschap terug en nam de zaak te Zaandam over onder de naam firma J. Ero. In 1932 werd een nieuw pakhuis naast het oude gebouwd, en beide werden door een verbinding tot één grote opslagruimte gemaakt. In Purmerend was P.

Doets, na het terugtreden van Jacob Ero, inmiddels enig directeur van de Gebrs. Ero geworden. De zaak in Purmerend werd de eerste Spar-grossier voor Noord-Holland. De zaak in Zaandam van J. Ero werd in 1941 lid van het vrijwillig filiaalbedrijf Vivo. De panden aan de Peperstraat moesten gesloopt worden bij de uitgebreide sanering van de straat in de jaren 1957-’58.

Aan de ds. Baxstraat te Zaandam werd een geheel modern magazijn, met kantoor en woonhuis, neergezet. Door de snelle ontwikkeling in de levensmiddelenhandel zocht Ero contact met andere Vivo-grossiers in Noord-Holland. Dit leidde tot een fusie onder de naam ‘Holeco’, die in 1971 fuseerde met ‘Unigro’ te Utrecht. Bij die gelegenheid trad B.J. Ero (die zijn vader Jan Ero na diens overlijden in 1949 was opgevolgd) vrijwillig uit zaken terug.

Een bekende groothandel in kruidenierswaren was die van Sijmen de Waal, aan de Zaandamse Zuiddijk. Deze zaak, die al voor de Eerste Wereldoorlog bestond, werd in 1927 omgezet in ‘firma S. de Waal’, met als firmanten S. de Waal, D. de Waal en G. de Waal. Per 1 dec. 1945 traden de heren de Waal uit de zaak terug en werd L.J. Kortenaar bestuurder. Het bedrijf was lid van het vrijwillig filiaalbedrijf Végé en werd later overgeplaatst naar Zwanenburg.

Ook al voor de Eerste Wereldoorlog bestond in de Westzijde te Zaandam de groothandel 'Kamphuijs en Gebrs. van Pelt, in koloniale waren depot petroleum’. Hun pakhuizen stonden aan de Zaan, naast de fabrieken van Verkade. De groothandel werd in september 1939 opgeheven.

Eveneens aan de Westzijde gevestigd was de grossierderij van F. de Boer. In april 1932 werd de zaak verplaatst naar de Veringstraat te Zaandam. F. de Boer deed zijn zaken in zijn eentje; zijn zaak werd op 31 mei 1963 opgeheven.

Naast de groothandels in levensmiddelen was te Zaandam ook een aantal grossierderijen in andere artikelen bekend. Aan de Damstraat te Zaandam (de ‘achterdam’) was gevestigd de ‘Fa. J. van Kliffen & Zn.’, in aardappelen en groenten. Dit bedrijf werd ook bekend doordat het reeds in het begin van de jaren ’20 de klanten met een vrachtauto bevoorraadde. De zaak werd in juli 1971 opgeheven. Bekend was ook te Zaandam ‘ Alben Maij bv, v/h Gebrs.

Bakker, grossier in koek, banket, chocolade en suikerwerken, boter en kaas’, die werd opgericht in 1930 door B. Maij. In 1942 ging hij een vennootschap onder firma aan met zijn zoon Albert Maij, onder de naam B. Maij en Zoon. De zaak werd in april

1978 opgeheven. Een andere groothandel in suikerwerken was ‘A. de Jong’ (koek, chocolade en suikerwerken), gevestigd aan de Westzijde en later aan de Golofkinstraat te Zaandam. Het bedrijf werd in de jaren ’50 opgeheven.

Onder de naam 'Hero de Jager ’ was aan het Zuideinde te Koog een groothandel/importeur van koloniale en bakkerij-artikelen gevestigd. Het bedrijf leverde uitsluitend aan bakkerijen en had een eigen kruidenierswinkel naast de grossierderij. Na de Tweede Wereldoorlog ging de zaak over naar Bakels senior nv te Weesp. In Zaandijk is al verscheidene generaties achtereen de groothandel in zoetwaren G Krijt & Zn. actief. In dezelfde gemeente werd de kaasgroothandel der firma Zwart begin jaren ’80 opgeheven.

In Wormerveer was aan de Marktstraat de grossierderij van G. Koomen gevestigd. In januari 1943 werd de zaak omgezet in de vennootschap onder firma G. Koomen & Zoon, grossier in bakkersartikelen, koloniale waren en aanverwante artikelen. In maart 1964 werd de zaak opgeheven.

In Krommenie was aan de Padlaan de zaak van M. Schots gevestigd. Martinus Schots speelde een voorname rol in de Noordhollandsche grossiersbond. Zijn grossierderij ging later in andere handen over.

Eveneens te Krommenie (aan de Noorderhoofdstraat) was gevestigd Gebrs. van Vliet, grossiers in koloniale waren met als bestuurders K. van Vliet en P.W. van Vliet. De groothandel werd in 1957 opgeheven.

P. Spaans dreef te Krommenie een groothandel in zoetwaren. In 1925 werd de grossierderij omgezet in een firma, ‘P. Spaans & Zn’. Het bedrijf was toen gevestigd aan de Limburg van Styrumstraat. Bestuurders waren toen Pieter Spaans en Klaas Spaans; laatstgenoemde trad terug in 1972. De groothandel is thans (1989) nog aanwezig.

Crisis en oorlog In de jaren ’30 had de groothandel in levensmiddelen twee belangrijke concurrenten. Een indirecte bedreiging vormde het grootwinkelbedrijf, dat de omzet van de klanten van de groothandel (de kleine winkels) aantastte. De kleine kruideniers sloten zich dikwijls aan bij Kruideniers-inkoopverenigingen, om daar voordeliger in te kopen. Gaandeweg ontstond de overtuiging dat men wel zonder groothandel zou kunnen. Het tij keerde onder invloed van de oorlogsdreiging. In 1938 begon het publiek levensmiddelen te hamsteren.

De voorraden van de groothandel bleken in die omstandigheden een belangrijke buffer, die de plotseling gestegen vraag kon opvangen. De producenten verhoogden de produktie en maakten gebruik van de pakhuisruimte van de groothandel.

Na de Duitse bezetting van mei 1940 bleek opnieuw het belang van de voorraden van de groothandels. Ofschoon de Zaanstreek tijdelijk in een isolement kwam, ontstonden er geen levensmiddelentekorten. Nadien kreeg de groothandel belangrijke taken toebedeeld door de regeringsinstanties die zich met de voedseldistributie bezig hielden. De consument kon bepaalde artikelen alleen nog met geldig verklaarde bonnen verkrijgen. Niet alle goederen waren echter gelijktijdig beschikbaar. Dikwijls bestond er korte tijd een grote vraag, doordat voor een bepaald artikel plotseling bonnen werden uitgegeven.

Producenten moesten dus grote voorraden aanleggen om aan een grote vraag in een korte periode te kunnen voldoen. Het werd, in verband met bombardementen, te riskant geacht die voorraden geconcentreerd bij de producenten op te slaan. Daarom werden de artikelen allereerst over de groothandels verspreid, die bovendien het voordeel boden snel te kunnen reageren op de plotselinge vraag van de detaillisten. Dit hele systeem bracht voor de groothandel bijzonder veel administratieve rompslomp, met name ook doordat de door de consument ingeleverde bonnen naderhand bij de groothandelaren terecht kwamen. Er was regelmatige controle door de zogenaamde CCD (Crisis Controle Dienst), elke maand moest een overzicht naar Den Haag worden gezonden en voorts kwamen er regelmatig ambtenaren die controleerden of deze verantwoordingen deugdelijk waren. Onmiddellijk na de bevrijding werd de pakhuis-capaciteit van de groothandels door het Militair Gezag gebruikt om zo snel mogelijk weer tot een adequate distributie te komen.

Kort na de bevrijding reed bijvoorbeeld onverwacht een karavaan Canadese vrachtauto’s, met 45 ton zout uit Boekelo, de Peperstraat in, om te lossen bij de groothandel van Ero. Ero distribueerde het zout vervolgens verder, ook onder andere groothandelsbedrijven en onder grootwinkelbedrijven. Statistiek distributiekosten De felle concurrentie in de levensmiddelenbranche schiep voor de groothandel de noodzaak scherp te calculeren. De organisatie van de groothandelaren, de Nederlandsche Grossiersbond, verzocht daarom het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) een bedrijfskostenstatistiek van de groothandel samen te stellen. Het CBS zond de groothandelsbedrijven zeer uitgebreide vragenlijsten, met het verzoek die ingevuld terug te sturen. Uit de CBS-onderzoeken is het navolgende beperkte overzicht samengesteld Brutowinst Onkosten Verl/winst 1937

7,72%
7,75%
-0,03% 1938
7,84%
7,72%
0,12% 1939
8,44%
7,37%
1,07% 1940
9,23%
6,82%
2,41%
1941 1946 1950 1951

Brutowinst 8,99% 7,80% 6,81% 6,82% Onkosten 7,36% 7,60% 6,18% 6,07% Verl/winst 1,63% 0,20% 0,63% 0,75% Uit de tabel is af te lezen dat de hamsterperiode van het einde van de jaren ’30 en de grote omzetsnelheid van de Tweede Wereldoorlog de bedrijfsresultaten gunstig beïnvloedden. In de jaren daarna daalde het netto-winstpercentage weer naar een voor de groothandel gebruikelijk niveau. Uit het dalen van de onkosten na 1946 blijkt dat het (hierna te bespreken) vrijwilligfiliaal-bedrijf gunstig werkte.

Vrijwilligfiliaal-bedrijf Reeds voor de oorlog zocht de groothandel naar mogelijkheden om de bedreigingen (grootwinkelbedrijf en winkeliersinkoopverenigingen) te weerstaan. De groothandel zocht daartoe nieuwe samenwerkingsvormen met de detaillisten, met het uitgangspunt dat zowel groothandelaren als detaillisten het grootwinkelbedrijf als belangrijkste concurrent hadden. De nieuwe samenwerking leidde tot het vrijwilligfiliaal-bedrijf. Bekende vrijwilligfiliaal-bedrijven werden Spar, Vivo, Centra, A & O, Végé en enkele andere. Reeds in 1932 nam de grossier Van Well uit Zoetermeer met enkele over het land verspreide collega’s het initiatief om het uit Amerika afkomstige systeem over te nemen. Zo werd de Spar als eerste Nederlandse (en zelfs Europese) vrijwilligfiliaal-bedrijf opgericht.

Het systeem moet zowel de detaillisten als de grossiers voordelen bieden. Beide partijen komen overeen in het vervolg organisatorisch samen te werken. De grossier verzorgt de volledige inkoop en de winkelbevoorrading en vergroot zo zijn afzet. Doordat die grotere afzet bovendien bereikt wordt door levering aan een geselecteerde groep detaillisten in het rayon worden de kosten verlaagd. Deze kostendaling komt ten dele ten goede aan de detaillist, doordat diens inkoopprijzen kunnen zakken. De uniformiteit van het embleem waaronder wordt gewerkt maakt het mogelijk om over het hele land reclame te maken (bijvoorbeeld één krant in een grote oplage), en ook dit werkt kostenverlagend.

Deze vorm van samenwerking kwam vooral na de Tweede Wereldoorlog op gang en bleek een goed middel tegen de concurrentie van het grootwinkelbedrijf. Het systeem heeft geleid tot een verdere concentratie van de groothandels-bedrijven.

B.J. Ero.