Haven bij houtzaagmolen of houtzagerij waar ongezaagd hout werd bewaard. Ook: de eigennaam van het deel van de Nieuwe Haven te Zaandam dat voor dit doel was ingericht.
In het verleden wemelde het in de Zaanstreek van de balkenhavens; iedere houtzaagmolen (en later machinale houtzagerij) stond aan het water en bezat minstens één haven(tje). Zeer bekend was de balkenhaven ten westen van het eiland in de →Voorzaan. De schepen die het hout de Zaanstreek binnenbrachten werden hier gelost. Het was de taak van de balkenvlotters de losse balken tot vlotten te maken, en die vervolgens naar de molens te vervoeren. Een (wisselend) groot deel van de balken bleef evenwel in deze haven liggen, om later naar de molens te worden vervoerd. De balkenhaventjes bij de molens zelf hadden namelijk slechts een geringe capaciteit.
Ook na de opening van het Noordzeekanaal (1876) en het graven van Zijkanaal G (1883, het Eiland in de Voorzaan werd hiermee van schiereiland een heus eiland) bleef deze situatie bestaan. De haven werd in de jaren 1883-1885 zelfs verbreed ten behoeve van de houtschepen en de balken; in deze tijd werd de Kuil tegenover Koog als nood-balkenhaven gebruikt. De balkenhaven ten westen van het Eiland werd na de verbreding vooral gebruikt door houthandel William ➝Pont, die zich op het Eiland had gevestigd. In deze tijd werd ook in de Nieuwe Zeehaven een enorme balkenhaven aangelegd, die ‘Balkenhaven’ als officiële naam kreeg. Reeds in de jaren ‘30 werd (door het uitblijven van balken) deze haven steeds minder gebruikt, maar na de Tweede Wereldoorlog benutte →Bruynzeel de Balkenhaven steeds meer. De neergang van het houtconcem vanaf begin jaren ‘70 maakte daar een einde aan. In 1988 werd besloten deze balkenhaven te dempen om er bedrijfsterrein van te maken ten behoeve van de houthandels William Pont en Gras, die toen op het eiland waren gevestigd.
Literatuur: Historische atlas; Zaende '48.