Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Winstdeeling

betekenis & definitie

Een aandeel van de arbeiders in de netto-winst van de onderneming vindt in verschillende vormen toepassing, hetzij als uitkeering aan het eind van het boekjaar in geld of in een spaarfonds (profitsharing), hetzij als dividend op door de arbeiders op bepaalde voorwaarden te verwerven aandeelen (co-partnership). Terwijl de W. door verschillende voorstanders wordt gemotiveerd als mogelijkheid om de arbeiders te doen deelen in het resultaat van hun arbeid (o.a. v.

Thünen) wordt deze motiveering niet aanvaard door hen, die het arbeidsloon uitsluitend zien als prijs voor de arbeidskracht, die op de arbeidsmarkt tot stand komt. Als practische bezwaren worden geopperd dat het winstaandeel meestal onvoldoende groot is om de arbeiders werkelijk belang bij de onderneming te geven, dat het de wensch tot medezeggenschap en controle opwekt en dat het in verband met zijn ongelijkheid het gevaar medebrengt de levensstandaard in goede jaren te hoog op te voeren.

Tegenover het bezwaar van de zeer ongelijke verdeeling van de winst in de verschillende bedrijven is door Südekum het denkbeeld geopperd van een gezamenlijk winstaandeel van alle ondernemingen voor alle arbeiders (een soort „nationaal dividend”). Een direct practisch doel heeft W. zooals o.a. bij Bat’a wordt toegepast, waarbij de chefs in de winst of het verlies van hun afdeeling participeeren.In het algemeen kan W., in verband met zeer verschillend oordeel daarover, alleen worden gewaardeerd in nauwe samenhang met de geheele sociale bedrijfspolitiek ← der betreffende onderneming.

Lit.: V. Zwiedineck-Südenhorst, Gewinnbeteiligung, H. d. S.; E. Abbe, Die Gewinnbeteiligung der Arbeiter in der Groszindustrie, 1896 (Sozialpolitische Schriften III, 1927) ; E. Mireau, La participation obligatoire aux bénéfices, 1920 ; G. F. Evelein, Bijdrage tot de kennis van Profitsharing en Labourcopartnership en de toepassing daarvan in versch. landen, 1924.