Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Industrialisatie

betekenis & definitie

In verband met de internationale structuurwij zigingen: toenemende industrialisatie in de vroeger overwegend agrarische gebieden en toenemende reagrarisatie in de vroeger domineerende industrielanden, en de daardoor verminderde internationale warenruil, dringt zich de vraag op in hoeverre hiervoor in het binnenland compensatie kan worden gevonden door uitbreiding van bestaande en oprichting van nieuwe industrieën, waardoor in Ned. vroegere uitwisseling van land- en tuinbouwproducten tegen buitenlandsche industrie-producten voor een deel in het land zelf zal kunnen plaats vinden. Afsluiting elders dwingt in de richting van Autarkie.

Dit vraagstuk wordt verscherpt door een belangrijk braakliggend overschot van kapitaal en arbeidskracht, en het ontbreken van de normale compensatie voor door rationalisatie vrijgekomen arbeidskrachten.

Tevens is het in verband met de onderlinge samenhang electriciteitsvoorziening, electrolytische en chemische industrie, lichte metaalindustrie, enz. gewenscht dat mogelijkheden op het gebied van uitbreiding en vestiging van bedrijven in onderling verband worden onderzocht, waarbij ook de eischen der economische weerbaarheid wat betreft productierichting en standplaats een woord meespreken.

Om het vraagstuk der I. in dit verband in alle consequenties onder oogen te kunnen zien en particulier initiatief te steunen en te stimuleeren, zijn in Ned. in de verschillende provincies, of voor verschillende provincies in combinatie, Economisch-technologische Instituten of diensten tot stand gebracht. Het doel van deze instellingen is onderzoek naar de technische en economische mogelijkheden tot oprichting van nieuwe industrieën of voortbrenging van nieuwe producten door bestaande bedrjjven, intermediair optreden bij financiering van nieuwe- en uitbreiding of saneering van bestaande bedrijven, onderzoek naar de werkloosheid en beschikbare arbeidskracht, ook in verband met eventueel wenschelijke herscholing, onderzoek naar rationalisatie, enz. Primair dus theoretisch, wetenschappelijk onderzoek, dat echter geheel op de practijk is gericht en in dienst van de practijk staat. Tevens is in 1936 de N.V. Maatschappij voor Industriefinanciering opgericht voor financiering door credieten op langen termijn in dit verband, met steun van de overheid, waar het particuliere initiatief (het particuliere bankkapitaal) in gebreke blijft. 'Ook kan door bemiddeling van deze instelling steun van het Werkfonds, in de vorm van garantie of crediet, worden verkregen indien hiervan werkverruiming het gevolg is. Het kapitaal groot ƒ 2.000.000 is vrijwel uitsluitend in handen van de staat, terwijl in de kapitaalbehoeften verder kan worden voorzien door leeningen uit Rijkskas of, al dan niet onder garantie van het Rijk, te sluiten leeningen.

Ter coördinatie van de werkzaamheden der verschillende organen is in 1939 de stichting Centraal Instituut voor Industrialisatie opgericht. Hierin hebben o.a. zitting een regeeringscommissaris voor de industriëele verdedigingsvoorbereiding, vertegenwoordigers van de werkgevers en werknemersbelangen, van de nijverheidsorganisaties, van de Rijksdienst der werkverruiming en van de verschillende Ec.-technologische instituten. Tot 1 Sept. 1939 waren door de Mij. voor Industriefinanciering 131 credieten tot een totaalbedrag van ruim 8% millioen verstrekt. Een bijzondere beteekenis heeft de I. der koloniën, eenerzijds eveneens in verband met de structuurwijzigingen op de wereldmarkt, anderzijds ook in verband met de lage loonen en het feit dat, naar een in dit verband bekende uiting, in tijden van crisis de inlandsche arbeider voor 2% cent per dag in de dessa zou kunnen leven. Industrie. Fabriekmatige voortbrenging (in Engeland voortbrenging in het algemeen = Nijverheid; eveneens bij ons I.-school). In de verbinding huis-I. ← ligt de nadruk op haar kapitalistische organisatie, die deze, meer dan de meestal eenvoudige werktuigen, van het zelfstandige handwerk onderscheidt.

Ondanks het nauwe historische verband tusschen I. en kapitalisme, is dit laatste toch niet onafscheidelijk met het begrip I. verbonden. Ook in een socialistische maatschappij blijft deze haar door het spraakgebruik geijkte beteekenis van fabriekmatige voortbrenging behouden.

Men onderscheidt o.a. groot- en klein-I. naar gelang het groot- of kleinbedrijf overheerscht; lichte en zware I., waarbij met de laatste meer speciaal de groote metaal(ijzer- en staal-) I. met aanverwante bedrijven wordt bedoeld. Als montan-I. wordt mijnbouw en de zware ijzerindustrie (hoogovens) samengevat. Sleutel-l. is de I. die als leverancier van de belangrijkste grondstoffen en halffabrikaten een overwegende beteekenis heeft voor de andere, van haar afhankelijke I. en daardoor in de nationale economie een sleutelpositie inneemt. In Engeland werd hieronder in 1914-18 ook verstaan de voor de verzorging van het land en de oorlogvoering belangrijke I. Export-l. is hoofdzakelijk op productie voor de buitenlandsche markt ingesteld.

zie: Ook Industrialisatie.

Lit.: G.d. S. VI.