Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Dow-theorie

betekenis & definitie

Door C. H.

Dow, (Dow, Jones & Co Wallstreet Journal) opgestelde interpretatie van de beurskoersen en op grond daarvan prognose van de ontwikkeling van de markt, later door W. H.

Hamilton in een reeks artikelen in het Wallstreet Journal verder uitgewerkt.De theorie berust op de opvatting dat door nauwkeurige observatie van de beweging der dagelijksche koersgemiddelden van de industriëele en spoorwegaandeelen onder bepaalde voorwaarden de toekomstige tendens van de markt onvoorziene omstandigheden als natuurrampen en plotselinge politieke gebeurtenissen uitgesloten kan worden afgelezen.

De D. gaat er van uit dat de gemiddelde koersen alle factoren verdisconteeren, daar zij het resultaat zijn van alle voorkennis van insiders, van alle verwachtingen en teleurstellingen van ieder die op de beurs handelt of deze handel beïnvloedt. Deze gemiddelden zijn, in verband met de omvang van het bedrag van de samenstellende fondsen, niet te manipuleeren.

Om een tendens te kunnen constateeren is het steeds noodzakelijk dat de koersen van industriëele en spoorweg fondsen eikaars ontwikkeling bevestigen.

Onderscheid moet worden gemaakt tusschen de hoofdbeweging der koersen (primary trend) die een langdurige hausse of baisse beteekent, de secundaire reacties daarop (intermediate trend), die de koerswinsten of verliezen bij herhaling reduceeren, en de dagelijksche schommelingen aan de opoppervlakte, die voor de D. van geen belang zijn.

Een duidelijke tendens is volgens de D. dan aanwezig als opeenvolgende, door de secundaire reacties onderbroken, stijgingen of dalingen steeds een vorig hoogtepunt, resp. laagtepunt doorbreken. Deze aanduiding wordt versterkt indien reacties gepaard gaan met dalende omzetten. Stijgende omzetten bij reacties daarentegen vormen een waarschuwing voor mogelijke omslag. Vervlakking van de curve der dagelijksche gemiddelden met verminderde omzetten op de hoogtepunten bij stijgende tendens en op de laagtepunten bij dalende tendens duidt eveneens op een mogelijke omslag.

Natuurlijk vereischt de interpretatie der koersen volgens deze theorie groote nauwkeurigheid en kennis van zaken. De D. heeft zeer veel aanhang gevonden en de indexcijfers der Dow-Jones gemiddelden, sinds 1929 behalve van de industriëele- en spoorwegaandeelen ook van de openbare nutsbedrijven, worden, evenals de daaruit samengestelde curven, in verschillende bladen regelmatig gepubliceerd. Juist in verband met deze groote aanhang is echter het bezwaar gemaakt, dat de D. zelf een factor is geworden bij het tot stand komen van de koersen.

Lit.: R. Rhea (vert F. R. Boot), Wat is de Dow-Theorie ? (Am. uitg. met aanhangsel art. v. Hamilton), 1939; The Dow Jones Averages and Barron’s Averages; Rhea, Dow Jones Daily Stock Averages and Sales, Barron’s Book dep.