Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Handel

betekenis & definitie

1. algemeen GrootH., Klein-H. De H.: koop en verkoop met het doel een winst te behalen (koopen om met winst te verkoopen) omvat binnen de gegeven economische verhoudingen het geheele warenverkeer de warencirculatie tusschen voortbrenging en verbruik; het laatste in de volle omvang van verbruik van grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten, daar vele goederen ook op hun weg van grondstof tot eindproduct als waren op de markt komen.

Binnen het gezamenlijke kapitalistische productieproces is de H. een afzonderlijke handeling en afzonderlijke bron van inkomsten.Sommige auteurs wenschen het winst-motief in deze definitie te laten vervallen, daar hierdoor de verbruikscoöperatie ten onrechte uitgesloten zou worden. Hiertegenover moet worden gesteld, dat een zuivere verbruikscoöperatie als samenwerking van verbruikers juist de H. als zoodanig bij de warendistributie uitsluit. Treedt een der gelijke coöperatie echter ook naar buiten, tegenover niet deelgerechtigden, als winkel op, dan nemen feitelijk de gezamenlijke deelgerechtigde leden de plaats van den handelaar in, ook al neemt de coöperatie met een minimum toeslag op de inkoopsprijzen genoegen.

Bij een ver doorgevoerde maatschappelijke arbeidsverdeeling tusschen juridisch van elkaar onafhankelijke subjecten de afzonderlijke ondernemers of ondernemingen die een volledig beschikkingsrecht over hun producten hebben, waarbij vrijwel alle voortbrengselen waren worden, is de omloop der goederen tusschen voortbrenging en verbruik (warencirculatie) en daarmede de H. als zelfstandige bemiddelaar bij deze omloop een factor van groote economische beteekenis.

Persoonlijk doel van de H. vanuit het standpunt der handelende subjecten is winst. Vanuit dit standpunt gezien is de opgave van de H. zoo goedkoop mogelijk koopen en zoo duur mogelijk verkoopen en het in de H. gebruikte kapitaal met zoo gering mogelijke onkosten zoo snel mogelijk om te zetten.

Maatschappelijke taak van de H. in samenhang met de geheele economie is bemiddeling tusschen het aanbod en de vraag: de voortgebrachte goederen op de juiste (gewenschte) tijd en de juiste (gewenschte) plaats in de juiste (gewenschte) hoeveelheid ter beschikking van den verbruiker te stellen. De H. bewerkstelligt in de kapitalistische maatschappij de warendistributie en de daarbij noodzakelijke voorraadvorming. Ideëel vallen de persoonlijke drijfveer en de maatschappelijke taak van de H. samen, daar zoo goedkoop mogelijk koopen samenvalt met koopen op plaats en tijdstip van het grootste aanbod, d.i. dus in de regel aan de bron; zoo duur mogelijk verkoopen met de grootste vraag, d.i. op plaats en tijdstip van de grootste behoefte, als regel op de plaats van het verbruik, terwijl de door de concurrentie vereischte snelle benutting van de conjunctuur samenvalt met een snelle bevrediging van de, als vraag gemanifesteerde, behoefte. Voorraadvorming voornamelijk door de groot-H. in verband met verwachte winstkansen valt samen met de noodzakelijke aanpassing tusschen ongelijkmatige voortbrenging en verbruik.

Maatschappelijk sluit de H. het productieproces in zijn volle omvang af door de goederen aan den consument te leveren. Kapitalistisch sluit de H. het productieproces af door het in de goederen vastgelegde kapitaal opnieuw voor zijn productieve kringloop in het productieproces vrij te maken en de winst te realiseeren.

Productief is de H. in zooverre deze aandeel heeft aan de bevordering van de menscheljjke behoeftenbevrediging ; scherp begrensd ten opzichte van de goederenvoorziening: in zooverre deze de goederen nader brengt tot hun uiteindelijke bestemming. Hieronder is niet slechts te verstaan de vormverandering, zooals deze in hoofdzaak bij de productie in engere zin plaats heeft, maar ook verplaatsing, samenvoeging, bewaring, verdeeling, enz. Een voorwerp in de winkel, ter onmiddelljjke beschikking van den verbruiker, heeft een grootere gebruikswaarde staat dichter bij de mogelijkheid tot bevrediging van een behoefte dan het zelfde voorwerp in de fabriek waar het is voortgebracht.

Hoewel een deel van de eigenlijke handelingen der warencirculatie verplaatsing, bewaring, enz. niet door de H. maar door het transport en het pakhuiswezen geschiedt, heeft de H. hieraan toch aandeel in zooverre hij deze handelingen bewerkstelligt en dirigeert, (bijv. als kantoorhandel, die als zoodanig de waren slechts „op papier” in handen heeft).

Als productieve werkzaamheid van de groothandel zien wij o.a. het samenvoegen van een bepaalde warensoort van verschillende producenten en het bewaren van aan bepaalde productieperioden gebonden voortbrengselen als een constante voorraad, het sorteeren en vaststellen van bepaalde warentypen (bij graan, tabak, rubber, enz.), het samenbrengen van de meest verschillende waren ten behoeve van in- of uitvoer, en het distribueeren van de waren onder de producenten en kleinhandel; als productieve werkzaamheid van de kleinhandel het samenbrengen van de meest verschillende artikelen van één groep of van verschillende groepen op één plaats winkel, markt - of aanbieden langs de huizen ten behoeve van de consumenten.

Hoewel eigenlijke vormverandering tot het gebied van de voortbrenging en niet tot dat van de H. behoort, valt een zekere veredeling van de producten en vooral verpakking in de practijk wel binnen het bereik van de H. d.w.z. geschiedt terwijl de betreffende goederen zich in handen van de H. bevinden.

Onproductief in de economische beteekenis is de bloote overdracht van goederen of rechten. De kosten van deze handelingen het levensonderhoud van de daaraan werkzame personen moeten geheel als onkosten van het maatschappelijke productieproces in zijn volle omvang worden beschouwd. (zie: Ook Speculatie).

Het handelskapitaal is, hoewel het in de regel als afzonderlijk bedrijfskapitaal van de H. verschijnt, deel van het gezamenlijke in het kapitalistische productieproces werkzame kapitaal. Het is onderworpen aan de zelfde wetten van vraag en aanbod op de kapitaal- en geldmarkt en de daaruit resulteerende winst- en rentevoet. Merkbare en langdurige rendementsverschillen tusschen H. en productie zullen tot corrigeerende kapitaalsverschuivingen leiden.

Maatschappelijk is de schijnbaar afzonderlijke positie van het handelskapitaal uitdrukking van een arbeidsverdeeling, welke besparing van kapitaal mogelijk maakt, daar de zelfstandige H. door zijn technische specialisatie en concentratie zijn speciale kennis van de marktverhoudingen, zijn eigen apparaat der warencirculatie en het samenvatten van de waren van verschillende producenten bij hun omloop de noodzakelijke warencirculatie met een kleiner kapitaal kan volbrengen, dan wanneer deze door de verschillende producenten zelf zou moeten geschieden. Hierdoor wordt de totale kringloop van het gezamenlijke kapitaal versneld en dalen de onkosten, waardoor de rentabiliteit wordt vergroot.

Het handelskapitaal deelt in de gezamenlijke winst van het maatschappelijk kapitaal en de handelskosten zijn, voorzoover de H. niet als productieve handeling direct tot de waardevermeerdering bedraagt, onkosten van het gezamenlijke productieproces. Dit is zonder meer duidelijk, waar de verkoop van de voortgebrachte waren geheel door personeel van de betrokken onderneming geschiedt. Het handelskapitaal is hier deel van het industriëele kapitaal met een bepaalde functie en deelt als zoodanig in de totale winst van het bedrijf. Het feit dat dit deel van het kapitaal zich bij de zelfstandige H. in andere handen bevindt, brengt hierin principiëel geen verandering.

De mogelijkheid tot vergrooting van de handelswinst ten koste van de consumenten door duurder verkoopen wordt begrensd door onderlinge concurrentie van de handel en het toevloeien van nieuw opereerend kapitaal naar de plaatsen waar tijdelijk een extra winstmogelijkheid zou ontstaan eener zij ds, en af nemende vraag anderzijds. De mogelijkheid tot vergrooting van de handelswinst ten koste van de producenten door goedkooper koopen is, tenzij de laatsten gedwongen zouden zijn met verlies te verkoopen, absoluut begrensd door de productiekosten. Daarboven is elk streven naar vergrooting van de handelswinst op deze wijze deel van de voortdurende strijd om de verdeeling van de totale geproduceerde meerwaarde tusschen de verschillende kapitalistische ondernemingen en groepen.

In dit verband moet ook het streven worden beschouwd van sommige groote producenten om afgescheiden van technische noodzaak in verband met vereischt contact tusschen producent en afnemer (bij machines, installaties, schepen, enz.) de zelfstandige H. zooveel mogelijk uit te schakelen, door het organiseeren van een eigen afzetapparaat.

Het tot stand komen van de maatschappelijke behoeftenbevrediging als resultaat van persoonlijke, uitsluitend op de winst gerichte handelingen kenmerk van de geheele kapitalistische economie (zie: Behoeftenbevrediging) heeft ook bij de H. tengevolge dat het ideëele samenvallen van persoonlijk en maatschappelijk belang in de practijk doorbroken wordt door tegengestelde tendenzen.

Het vrije, als totaal ongeorganiseerde, particuliere initiatief heeft noodzakelijk tengevolge, dat zich verschillende handelingen op één zelfde doel richten, m.a.w. dat steeds door verschillende subjecten getracht zal worden van een bepaald aanbod gebruik te maken, aan een bepaalde vraag te voldoen. Door deze concurrentie moet noodzakelijk een deel van de pogingen mislukken, waardoor arbeidsmoeite kapitalistisch gesproken: waarde verloren gaat. Als gevolg van de concurrentie ontstaat een groot apparaat voor reclame (overdreven „service”, luxe in het winkelbedrijf, enz. inbegrepen), dat eveneens arbeidskracht vereischt en daarmede dus kosten veroorzaakt, welke bij een meer systematische verdeeling van de voortgebrachte goederen onnoodig zouden zijn. Deze verschijnselen zijn echter, evenals de poging om het publiek ten koste van dure reclame en een duur distributieapparaat te verleiden tot het koopen van geheel onnoodige en onnuttige artikelen, hoewel zij speciaal bij de H. tot uiting komen, verschijnselen van de kapitalistische voortbrenging in haar volle omvang en niet door de H. als zoodanig veroorzaakt. De concurrentie is aan de geheele kapitalistische warenproductie inhaerent, maar komt vooral bij de realisatie van de voortgebrachte waarde tot uiting.

De H. als zelfstandige onderneming met een uitgebreid eigen apparaat heeft als schijnbaar zelfstandige factor der behoeftenbevrediging een „eigen leven” ontwikkeld, waardoor inplaats van een betere bemiddeling tusschen voortbrenging en verbruik een verwijdering tusschen deze beide kan ontstaan. De warenomloop als zelfstandig proces werkt daarbij crisisverscherpend (zie: Crisis). Hoewel de crisis in de eerste plaats in het circulatieproces tot uiting komt, en ook inderdaad primair een verstoring van de warencirculatie is en van daar uitgaat, is deze evenmin als de warencirculatie zelf van het geheele samenstel der kapitalistische warenproductie te scheiden.

De ontwikkeling van het kapitalisme heeft met een toenemende warenmassa en een toenemend warenverkeer ook zeer groote uitbreiding van de H. tengevolge gehad. Eenerzijds hangt dit samen met het feit, dat inderdaad de voortgebrachte goederen steeds minder de directe behoeftenbevrediging van den producent dienen en dus deel van de gezamenlijke warenomloop worden, anderzijds ook met het feit dat een toenemende voortbrenging op kapitalistische basis, d.w.z. zonder directe samenhang met het verbruik, een verzadiging van de markt tengevolge heeft, welke te zelfder tijd de mogelijkheid van opneming van arbeidskrachten in het productieproces in engere zin beperkt en, naarmate de afzet van de voortgebrachte waren moeilijker wordt, een relatief grootere arbeid voor de realisatie van de voortgebrachte waarde noodzakelijk maakt.

In Duitschland waren van de gezamenlijke in industrie en H. werkzame personen in de H. werkzaam: in 1882-11,4%, in 189512,9 %, in 1907-14,9 % en in 192516,9 %.

In Nederland nam het aantal in de industrie werkzame personen van 1920 tot 1930 toe met 20,2 %, het aantal in de H. (crediet- en bankwezen niet inbegrepen) werkzame personen met 46,7 %. In totaal waren in 1930 in de H. werkzaam 398 718 personen, waarvan 294 631 mannen en 104 087 vrouwen. Terwijl volgens de „Ermittlungen des Zentralverbandes deutscher Konsumvereine e.V.” de omzet per persoon werkzaam in de productie van 1903 tot 1931 steeg van Mk. 14.121 tot 40.182, steeg deze per persoon werkzaam in de distributie in dezelfde tijd slechts van 23.788 tot 28.572.

De kosten van de warendistributie door de H. zijn in vergelijking met de kosten van de voortbrenging hoog. Daar deze, evenals de winsten, zeer uiteen loopen, worden daaromtrent de meest verschillende cijfers gegeven, welke bovendien moeilijk vergelijkbaar zijn door het al dan niet mede rekenen van transport- en pakhuiskosten, kosten van verkoop door den producent (hier niet als H. in engere zin beschouwd), winst van den producent, enz. In de U.S.A. en Duitschland bedroegen de totale distributiekosten in 1929 pl.m. ¼ van het volksinkomen (Hirsch, Kennzahlen zur Handelsforschung, Int. Handelskammer Berlin 1935).

Als totale gemiddelde distributiekosten voor de meeste waren wordt meer dan 50 % van de uiteindelijke verkoopsprijs aangenomen (F. H. Fentener van Vlissingen), voor de groote warenhuizen in verschillende landen gern. pl.m. 33 % (Hirsch). De toeslag boven de inkoopsprijzen in de kleinhandel de bruto goederenwinst wisselt van 30 tot 100, in sommige gevallen zelfs 200 % (W. d. V. art. Handel) . Het grootste gedeelte hiervan komt op rekening van de algemeene kosten.

Het warenhuis „De Bijenkorf” berekent in zijn jaarverslag over 1934 dit deel kapitaalrente en afschrijving niet medegerekend op gemiddeld drie-vierden. Het C.B.S. publiceert de resultaten van een door deze instelling verricht onderzoek naar de kosten van warendistributie door de groothandel (Maandschr. en afz. publicaties).

In de klein-H. heeft zich naast de oorspronkelijke vormen als ambulante H. (straat-H., rondreizende kooplieden), markt-H. en winkel een concentratie voltrokken, die het apparaat voor warenlevering aan den uiteindelijken consument uiterst veelvormig maakt. Al deze vormen hebben echter gemeen dat de klein-H. duidelijk op de af zet op een min of meer vaste basis is gericht, in tegenstelling tot de groot-H., die veel meer de mogelijkheden van wisselende conjunctuur ook wat betreft aankoop en voorraadvorming benut en daardoor in vele gevallen een meer speculatief karakter heeft.

De meest bekende vormen van concentratie in de klein-H. zijn: het warenhuis, dat de verkoop van de meest verschillende artikelen op één plaats concentreert, en de daaraan verwante eenheidsprijswinkels, die zich speciaal toeleggen op de verkoop van goedkoope massa-artikelen in verschillende afgeronde prijscategorieën. In Zwitserland heeft zich op het gebied van de levensmiddelenverkoop, in concurrentie met de daar zeer verbreide coöperaties, een speciale vorm ontwikkeld onder de naam Migros. Oorspronkelijk ontstaan uit de verkoop door middel van auto’s, die op vaste tijden en plaatsen standplaats nemen (concurrentie met de gedecentraliseerde markten van groenten en fruit) is dit bedrijf uitgegroeid tot een groot filiaal-bedrijf met gedeeltelijk eigen productie, dat vooral is gebaseerd op besparing op de verkoopskosten door afstand doen van de gebruikelijke toenemende luxe der winkels, enz. en gereede verpakking met wisselende inhoud tegen vaste eenheidsprijzen, waardoor snelle bediening mogelijk is (zelfs bevat in enkele gevallen ten behoeve van een afgeronde prijs de verpakking wisselgeld). In Amerika hebben gedurende de crisis na 1929 zgn. super-markets terrein gewonnen. Dit zijn verkoopplaatsen, meestal voor levensmiddelen en andere verbruiksgoederen, in leegstaande opslagplaatsen of fabrieken aan de groote verkeersweg met goede parkeergelegenheid, waarbij eveneens door afwezigheid van alle luxe en soms ook van service (zelfbediening) naar beperking van de distributiekosten wordt gestreefd. Het aantal wordt geschat op pl.m. 5000, waarvan 300/500 alleen in handen van de „Great Atlantic & Pacific Tea Comp.” Concentratie ten behoeve van een zeer verspreide cliëntèle vormt het verzendhuis (mail-order) dat de meest uiteenloopende artikelen op catalogus en in enkele gevallen (textiel, enz.) op monster verkoopt.

Deze vorm heeft vooral in Amerika gebaseerd op de behoeften van de farmers groote omvang aangenomen (Sears Roebuk heeft pl.m. 15.000 personen in dienst in één enkel gebouwencomplex). Vóór de algemeene verhooging van de invoerrechten in de verschillende landen verzonden de Fransche warenhuizen (Printemps, Louvre) hun artikelen door een groot deel van Europa. Concentratie van kapitaal, leiding en inkoop met gedecentraliseerde verkoop is verwerkelijkt door de groote filiaalbedrijven (kettingwinkels, chain stores), die in Amerika ook tenopzichte van de mail-order houses terrein wonnen toen de farmers door toenemend autobezit gemakkelijker de nabij gelegen plaatsen konden bezoeken (de „Great Atl. & Pac. Tea Comp.” heeft pl.m. 16.000 „A.&P.” kruidenierswinkels).

De voordeelen van deze concentraties zijn, behalve vermindering van de bedrijfskosten per verkochte eenheid, vooral gelegen in de voordeelen van inkoop in het groot waardoor, mede op grond van de credietwaardigheid in verband met de waarde der gezamenlijke bezittingen, belangrijke reducties bij de producenten en grossiers kunnen worden bedongen. (De „Great Atl. & Pac. Tea Comp.” ontving, volgens rapport van de Comm. Patman, die in opdracht van het Am. Congres een onderzoek instelde naar de activiteit van de chains, in 1934 $ 8.100.000 aan geheime extra kortingen, zoogen. reclametoelagen, enz. Dit was 1 % van de totale omzet en 50 % van de totale netto-winst in dat jaar Ec. Stat.

Ber. 6-ll-’35). Deze voordeelen van concentratie leidden tot samenwerking der zelfstandige winkeliers en hun organisatie in inkoopvereenigingen (inkoop-kartels) en collectieve reclame, zgn. voluntary chains, die in verschillende gevallen ook met directe medewerking van grossiers tot stand kwamen; ondanks overigens volkomen zelfstandigheid der aangesloten winkeliers en grossiers, vaak met gelijkvormige winkels, onder de zelfde naamsaanduiding en uniforme, soms door den grossier georganiseerde, reclame en verkoopsorganisatie. Op deze wijze vindt de concentratie een door haar zelf gestimuleerd tegenwicht in de versterking van het onafhankelijke klein- en middelbedrijf. (In Am. was pl.m. 45 % van de omzet van kruidenierswaren in handen van chain stores met pl.m. 50.000 winkels, en 40 % in handen van de georganiseerde zelfstandige klein-H. met pl.m. 100.000 winkels cijfers Am. Inst. of Food Distribution; van de totale omzet in de détail-H. was pl.m. 30 % in handen van de chain stores Hirsch).

Concentratie van de straathandel in groot-kapitalistische handen zien wij o.a. bij de verkoop van petroleum („De Automaat” Rockefeller).

Door de zelfstandige handelaars wordt de concentratie, waardoor zij zich bedreigd voelen, veelal scherp bestreden. Toch wordt het aandeel van de warenhuizen in de détail-H. in Europa door Hirsch geschat op niet meer dan 3-4 %, de omzet der speciaal-verzendhuizen in Duitschland op 3 %, terwijl de chains reeds hun tegenhanger in de voluntary chains hebben gevonden. Voor Ned. schat het „Handboek voor den Middenstand” het aandeel in de totale omzet als volgt: Warenhuizen 3,2-3,5 %, filiaal-ondernemingen pl.m. 9 %, coöperatie 5,5 %.

De tegenstand van de middenstand tegen het grootbedrijf in de klein-H. heeft in verschillende landen geleid tot beperkende maatregelen: extra belasting van warenhuizen (in Duitschland mede verhoogde belasting van bedrijven met meer dan 1 millioen Mk. omzet, filiaalbelasting en verbod van oprichting van eenheids-prijswinkels), tijdelijk verbod van vestiging van nieuwe eenheids-prijswinkels, beperking van de faciliteiten voor pakketverzending door de verzendhuizen, enz. Ook naar beperking van vestiging of uitbreiding van zelfstandige winkels wordt in vele gevallen gestreefd, hetgeen o.a. in Ned. heeft geleid tot beperking van de bedrijfsvrijheid door wettelijke vestigingseischen (middenstandsexamen), tijdelijk vestigingsverbod voor bepaalde winkels, enz. (zie: Gesloten bedrijf). Afbetalingswinkels zie: Afbetaling; zie: Termijnhandel; Verbruikscoöperatie zie: Coöperatie.

In de geheel geordende economie der socialistische maatschappij zal de H. worden vervangen door, of het karakter aannemen van een meer planmatige verdeeling der voortgebrachte goederen. Een belangrijk vraagstuk is hierbij welke regulator in de plaats van de min of meer vrije werking van vraag en aanbod zal treden, of dat deze - en daarmede ook een deel van het karakter van de H. onder geheel nieuwe omstandigheden en met uitschakeling van het domineerende winstmotief zal kunnen worden gehandhaafd. De ontwikkeling in de U.S.S.R. is in dit opzicht van zeer veel belang. In de fascistische landen heeft, in verband met de gespannen internationale verhoudingen en de oorlog, regulatie van de H. hoofdzakelijk nog slechts in het kader van de oorlogseconomie kunnen plaats vinden.

2. Buitenlandsche-H. (B.H.). De B.H. omvat het geheele warenverkeer met het buitenland: in-, uit- en doorvoer. Het zgn. veredelingsverkeer, bewerking van ingevoerde grondstoffen en halffabrikaten ten behoeve van wederuitvoer, is hieronder van zelf begrepen.

Bij de B.H. komt de tegenstelling tusschen het persoonlijk en maatschappelijk karakter sterk tot uiting. Maatschappelijk verwerkelijkt zich door de B.H. de internationale arbeidsverdeeling <- en is de uitvoer middel tot betaling van de noodzakelijke invoer. Deze laatste is slechts mogelijk inzooverre het betreffende land de beschikking heeft over goederen en diensten als door anderen begeerd ruilobject. Ook goud wordt slechts in ruil hiervoor verkregen. De internationale H. is als elke H. in laatste instantie ruil, en eenzijdige invoer van artikelen die in het buitenland goedkooper kunnen worden geproduceerd is, hoe gewenscht deze maatschappelijk ook moge schijnen, even onmogelijk als eenzijdige uitvoer, hoezeer die ook door de binnenlandsche producenten moge worden begeerd. (zie: Betalingsbalans, Clearing, Handelsbalans). Het verkrijgen van buitenlandsche valuta door middel van export is ten slotte niet anders dan indirecte betaling van noodzakelijke invoer, hetzij het verschaffen van middelen tot betaling van toekomstige invoer.

Voorzoover ook internationaal in laatste instantie slechts goederen tegen goederen worden geruild is valuta (of goud) slechts noodzakelijk voor verrekening van saldi der betalingsbalans, zoolang geen internationale clearing dezer saldi plaats vindt. Voor het overige is de valutaverhouding van zeer betrekkelijke beteekenis, daar maatschappelijk gezien eventueele vooren nadeelen bij in- en uitvoer elkaar in hoofdzaak opheffen. Van belang zijn deze tenopzichte van de persoonlijke belangen bij in- en uitvoer, die door wijzigingen van de waardeverhouding van het ruilmiddel (zie: Geld) belangrijk kunnen worden beïnvloed.

Persoonlijke drijfveer is ook bij de B.H. winst, voor den handelaar door middel van zijn transacties, voor den binnenlandschen producent door de afzet <van de voortgebrachte waren.

Daar de B.H. zich voltrekt door de op zich zelf staande handelingen der afzonderlijke subjecten, wordt ook hier het maatschappelijke doel door de persoonlijke motieven overheerscht. De uitvoer schijnt als doel op zich zelf het alles beheerschende belang, de invoer beteekent, vooral voor de binnenlandsche producenten, behalve wat betreft de noodzakelijke grond- en hulpstoffen, veelal ongewenschte concurrentie. De handelspolitiek ← der kapitalistische landen wordt door deze tegenstelling en het domineeren van het persoonlijke belang, dat in zijn som als maatschappelijk belang verschijnt, beheerscht.

Hoewel de B.H. zich principiëel niet van de binnenlandsche H. onderscheidt, zijn hierbij veelal grootere weerstanden te overwinnen. De nationale grenzen zijn niet slechts kunstmatige hindernissen voor het warenverkeer, maar vallen vaak samen met natuurlijke belemmeringen voor een zoo ruim mogelijke uitwisseling van goederen en diensten. Natuurlijke verschillen wat betreft behoeften en smaak en verschillende levensstandaard, waardoor belangrijke verschillen in kosten en prijzen ontstaan, vormen naast een grondslag van internationale warencirculatie vaak ook een belemmering voor haar verdere uitbreiding. Daarnaast stuit de B.H. overal op kunstmatige belemmeringen (zie: Handelspolitiek), die steeds meer een juiste internationale arbeidsverdeeling in de weg staan. Hierbij is de algemeene grondslag van de nationale economie van overwegend belang. De monocultuur (zie: Landbouw) maakt het land in hooge mate van de B.H. afhankelijk, het streven naar autarkie ←, wil deze zooveel mogelijk als noodzakelijkheid uitschakelen.

Als importeur der benoodigde grondstoffen en als exporteur van hun producten treden bij de B.H. groote industriëele ondernemingen vaak zelfstandig met een eigen aankoop- en afzetorganisatie in het buitenland op. Daarnaast is een arbeidsverdeeling tot stand gekomen door concentratie van import en export in handen van afzonderlijke ondernemingen, met specialisatie naar waren en landen. De B.H. in de voornaamste grondstoffen en stapelproducten concentreert zich meestal in de groote havensteden en stapelplaatsen (im- en exportcentra). De inen uitvoerhandel beschikt veelal over een omvangrijk apparaat ten behoeve van aan- en verkoop, onderhoudt voorraden en monsters en een staf vakkundige vertegenwoordigers in verschillende landen. Naarmate de B.H. in eigen of vreemde handen is, spreekt men van actieve resp. passieve H., geheel afgescheiden van een eventueel in- of uitvoersaldo (actieve resp. passieve handelsbalans <-). Een groot belang voor de B.H. is uitvoerige en snelle berichtgeving betreffende de internationale afzetgebieden en marktverhoudingen. Een belangrijke functie hierbij, zoowel als bij de ondersteuning van de B.H. in het algemeen, vervullen ook de consulaire ambtenaren (zie: Economische verslagen), die vooral wat betreft de onbezoldigde consuls, veelal uit de H. worden gerecruteerd en daarin ook als consul nog werkzaam blijven.

In de U.S.S.R. is de B.H. staatsmonopolie, waardoor ook afgescheiden van de uitschakeling van het winstmotief de tegenstellingen tusschen particuliere belangen bij in- en uitvoer principiëel zijn opgeheven en de uitvoer inderdaad uitsluitend en bewust in dienst van de noodzakelijke en gewenschte invoer kan worden gesteld. In de fascistische landen is de B.H. sterk gebonden aan de belangen van de nationale economie als geheel, waarbij het streven naar een nationale Bedarfsdekkungswirtschaft de internationale (individualistische) Erwerbswirtschaft meer en meer verdringt. Dit streven gaat tevens in de richting van een nieuwe vorm van internationale arbeidsverdeeling, waarbij niet de individueele belangen, maar de gemeenschappelijke belangen der verschillende nationale volkshuishoudingen de beslissende factor zullen vormen, en de innerlijke tegenstelling tusschen de persoonlijke en maatschappelijke belangen der B.H. zal komen te vervallen.

Uitvoer uit Ned.

in 1000 ton. in millioenen guldens:

1931 (max.) 16.814 1929 (max.) 1.989
1935 (min.) 12.449 1935 (min.) 675
1938 14.429 1938 1.039

Invoer in Ned.

1930 (max.) 31.395 1929 (max.) 2.752
1936 (min.) 20.385 1936 (min.) 936
1938 22.786 1938 1.415