Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Behoefte

betekenis & definitie

In economische zin is elke menschelijke B. die door goederen of diensten kan worden bevredigd. Onderscheid tusschen materiëele en geestelijke B. is in zooverre van weinig belang, als het tot stand komen van een concert (dienst) evenzeer een reeks economische handelingen veronderstelt als het tot stand komen van een transport (dienst), de productie van een boek zich principiëel niet onderscheidt van de productie van levensmiddelen, enz.

Zoowel bij den ingenieur als bij den kunstenaar of geleerde kunnen daarbij buiten-economische motieven medewerken of domineeren. Onderscheid tusschen eerste levensbehoeften en B. van cultuur of luxe is practisch van weinig belang zoolang de B. slechts voorzoover zij als koopkrachtige vraag tot gelding kunnen komen economische beteekenis hebben.

Luxe B. kunnen onder deze omstandigheden als economische factor boven de eerste levensbehoeften van de minder bemiddelden primair worden en maatschappelijke productiekrachten in de richting van hun bevrediging dirigeeren, met verwaar loozing van objectief meer dringende B.Wel kan bevrediging van een reeks collectieve, zoowel als individueele B., die als zoodanig van overwegend maatschappelijk belang is, door de overheid worden ter hand genomen of geleid, afgescheiden van persoonlijke vraag. Tot de eerste categorie moeten worden gerekend die B., welke direct uit de gemeenschap voortvloeien en slechts door haar kunnen worden bevredigd: rechtswezen, veiligheid, enz., tot de tweede in dit verband o.a. het verkeerswezen, onderwijs, enz. Indien hierbij de individueele vraag het particulier initiatief geen voldoende aanleiding geeft tot bevrediging, of dit op andere punten in gebreke blijft of ongewenschte nevenverschijnselen medebrengt, kan ook hier een geheel of gedeeltelik gedwongen bevrediging met vergoeding in de vorm van belasting, plaats vinden. Men kan hier spreken van gerichte B.bevrediging, ook voor hen, die de betreffende B. niet als zoodanig voelen of niet gelijk aan de opgelegde tegenprestatie waardeeren. De wet van Gossen ← betreffende afnemende intensiteit der B. bij toenemende bevrediging („Gesetz der Genussabnahme”) en het gradueele verschil der intensiteit van de verschillende B. (B.-scala’s) hebben voornamelijk beteekenis in verband met de grenswaardeleer (zie:Waarde en W-theoriën).

De B. is noch als bepalend voor de omvang, noch als bepalend voor de richting van de voortbrenging een constante factor. Zij ontwikkelt zich quantitatief en qualitatief met toenemende bevolking en met toenemende mogelijkheden van bevrediging, waarmede zij in voortdurende wisselwerking staat. Vooruitgang van techniek en cultuur stimuleert de B. en maakt tegelijkertijd bevrediging in ruimere mate mogelijk, terwijl daarbij de B. aan cultuurgoederen ten opzichte van de B. aan eerste levensbenoodigdheden relatief toeneemt. Naarmate de techniek voortschrijdt nemen ook de toekomstige B. in de vorm van productiemiddelen ten opzichte van de directe B. een toenemend belangrijker plaats in, zij het niet bewust daar ook de productie van productiemiddelen zich in dit opzicht voordoet als een aaneengeschakelde oogenblikkelijke vraag naar grondstoffen, halffabrikaten, enz. Toenemende technische ontwikkeling beperkt het terrein der zelfverzorging steeds meer, zoodat steeds meer B. als vraag in het ruilverkeer tot uitdrukking komen. In dit verband kunnen geringe B. van een deel van de bevolking een rem vormen voor de ontwikkeling der algemeene behoeftenbevrediging.

Geringe B. aan industrieproducten, enz. bij de boeren kan bijv. tengevolge hebben dat een voldoende prikkel tot voortbrenging van landbouwproducten voor de markt ontbreekt, waardoor eenerzijds voorziening met deze producten achterblijft, anderzijds het afzetgebied voor industrieproducten beperkt blijft en de ontwikkeling van de landbouw wordt geremd. In het systeem der kapitalistische warenproductie kan B. slechts als koopkrachtige vraag tot gelding komen. Hierbij oefenen de bezitsverhoudingen en de verdeeling van het maatschappelijk inkomen een sterke invloed uit. Zij beletten het tot vraag worden van een deel der B. en dwingen anderzijds tot kunstmatig opwekken van B. om een voldoende afzet te verzekeren, daar, voorzoover geen arbeidsloos inkomen aanwezig is, verkoop van goederen en diensten de eenige mogelijkheid is om ruilmiddelen ter bevrediging van eigen B. aan goederen en diensten te verkrijgen. Een ongelijkmatige verdeeling van het maatschappelijk inkomen zal in bepaalde gevallen B. van luxe en enkele kostbare cultuuruitingen, in tegenstelling tot een lage levensstandaard van de groote massa, stimuleeren; een gelijkmatige verdeeling de algemeene levens- en cultuur-B. op een hooger niveau brengen.

Lit.: F. Cuhel, Zur Lehre von den Bedürfnissen, 1907; K. Diehl, Bedürfnis, W.d.V.; H. Mayer, Bedürfnis, H.d.S.