Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

hartinfarct

betekenis & definitie

Afsterven van een stuk(je) van het hart doordat het hartweefsel daar niet genoeg zuurstof uit bloed krijgt (uitspraak: HART-in-farkt).

Meestal zit er dan een bloedprop klem in een kransslagader op het hart. Die slagader is te smal geworden door aderverkalking en laat dan geen bloed meer door. Iemand voelt flinke pijn of een beklemmend gevoel op de borst, pijn in de onderkaak en de linkerarm en gaat zweten. Verder wordt zo iemand onrustig. Maar er zijn ook kleine hartinfarcten, waarbij de pijn niet zo erg is en maar kort duurt.

Wanneer het hart door het infarct niet meer samentrekt, stopt en dus geen bloed meer rondpompt, raakt iemand bewusteloos. Die persoon sterft dan na pakweg acht minuten doordat er geen bloed met zuurstof meer naar de hersenen wordt gepompt. Maar in die minuten is er nog kans om het leven van die persoon te redden door het hart weer aan de gang te krijgen. Dat lukt soms met een automatische externe defibrillator (AED) of met hartmassage.

Soms ziet een dokter (huisarts, cardioloog) bij een hartinfarct haast geen verschijnselen. Het enige wat de dokter dan naderhand op een hartfilmpje (ecg, elektrocardiogram) ziet, is dat iemand een hartinfarct heeft doorgemaakt. Het afgestorven spierweefsel wordt na een poosje namelijk vervangen door ander weefsel (bindweefsel). Dat weefsel kan niet goed samentrekken. Dat is dan op het elektrocardiogram te zien.

Ook hartaanval, myocardinfarct (MI) (uitspraak: mie-joo-KART-in-farkt). Kijk ook bij angina pectoris, dotteren, aderverkalking, hartstilstand.