Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Willem Schortinghuis

betekenis & definitie

Een bekend piëtistisch predikant uit de 18e eeuw, werd den 23sten Februari 1700 te Winschoten geboren. Op 11-jarigen leeftijd ging hij naar de Latijnsche school, doch moest deze na den dood zijns vaders reeds spoedig weer verlaten, waarna hij vijf jaar lang in betrekking was bij een zilversmid.

Zijn energie deed hem echter alle bezwaren tegen het voortzetten zijner studiën overwinnen, zoodat hij op 17-jarigen leeftijd andermaal naar de Latijnsche school ging en twee jaar later als theologisch student aan de Universiteit te Groningen ingeschreven werd. Na voorspoedig volbrachte studie slaagde hij den 14den Augustus 1722 voor het praeparatoir examen in de Classis Winschoten, en begin 1723 aanvaardde hij het predikambt te Weener.Hier in Weener heeft toen een groote verandering in Schortinghuis’ zieleleven plaats gegrepen. Speelde immers aanvankelijk zijn eerzucht hem gevaarlijk parten en trachtte hij daarom in het gevlei te komen van dié leden zijner gemeente, welke niets moesten hebben van de prediking en de werkwijze van zijn ouderen collega Henricus Klugkist, den onvermoeiden strijder voor het „inwendige Christendom”, omdat diens diepe ernst niet paste bij hun min of meer oppervlakkige levensopvatting; en had zulks ten gevolge, dat ook Schortingshuis’è'gen levensbeschouwing al oppervlakkiger werd — hierin kwam een radicale ommekeer, toen Klugkist zijn jongeren ambtgenoot daarover eens ernstig onderhouden had en hem had gewaarschuwd tegen zijn valsche gerustheid en ontrouw in zijn dienstwerk. Schortinghuis kwam toen tot volkomen erkentenis van zijn schuld, leerde zichzelf geheel en al verachten, en werd van nu af aan een even vurig verdediger van de leer van ’s menschen onmacht en onwaardigheid, en ’n even bezield prediker van het innige Christendom, als zijn collega Klugkist, met het gevolg, dat zijn vroegere vrienden nu zijn vijanden, en zijn vroegere tegenstanders thans zijn vrienden werden.

Elf jaar lang heeft Schortinghuis toen zijn gemeente Weener in zuiver piëtistischen geest bewerkt, en, teneinde zooveel menschen als maar mogelijk was, ook buiten eigen gemeente, te bereiken, heeft hij in dezen tijd tal van gedichten vervaardigd en uitgegeven, met de bedoeling, dat deze vooral in de conventikels gezongen zouden worden. De eerste bundel, verschenen in 1726, droeg tot titel: Geestelike gesangen tot ontdekking, overtuiginge, bestieringe en opwekkinge, van allerlei soorten van Menschen, so onbekeerde als bekeerde, alsmede eenige beknopte gesangen over de voornaamste goddelike waarheden ; de tweede, waarschijnlijk voor de eerste maal in 1733 uitgegeven, zag het licht onder den titel: Bevindelike gesangen vertonende een uitverkoren zondaar, I in syn natuirstaat, II an sig zelfs ontdekt en III geheyligt. Beide bundels richten zich voornamelijk tot onbekeerden, terwijl de verzuchting „mocht ik” daarin veelvuldig wordt beluisterd.

In 1734 werd Schortinghuis te Midwolda beroepen en deed den 1sten Augustus aldaar zijn intree. Hier schreef hij een boekje voor hen, die belijdenis des geloofs zouden willen afleggen, getiteld: Nodige waarheden in ’t herte van een Christen tot dienste van de hem toebetrouwde gemeente opgestelt door W. Schortinghuis. Typeerend is het ondertusschen, dat gedurende zijn 16-jarigen arbeid te Midwolda slechts door 23 personen geloofsbelijdenis is afgelegd.

Gedurende zijn verblijf te Midwolda is Schortinghuis mede betrokken geweest in een strijd, gevoerd in de classis Oldambt, over het wezen des geloofs en over de conventikels, over welken strijd door Dr J. C. Kromsigt in zijn dissertatie over Willem Schortinghuis uitvoerig gehandeld is (bl. 73—140).

Vooral echter is Schortinghuis bekend geworden door zijn, te Midwolda geschreven en in 1740 verschenen werk: Het innige Christendom tot overtuiginge van onbegenadigde, bestieringe en opwekkinge van begenadigde sielen, in desselfs allerinnigste en wesentlike deelen gestaltelik en bevindelik voorgestelt in t’ samenspraken tusschen een geoefende, begenadigde, kleingeloovige en onbegenadigde, ook wel genoemd het boek der dierbare vijf Nieten (ik wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet, ik deuge niet). In dit boek, dat geheel in de „tale Kanaans” geschreven is en een der beste bronnen is om den geest van het Piëtisme te leeren kennen, wordt o.m. gehandeld over een Christen in den staat van natuur en genade, waarbij de volgende punten ter sprake worden gebracht: Allerlei onbegenadigden, Overgang van den staat der natuur in dien der genade, Een Christen in den staat der genade, „Ongestalten”, Bevindelijke herstelling van een innig Christen, Het Godverheerlijkend leven van den innigen Christen en zijn zalig sterven.

Heel wat moeite heeft het gekost, alvorens Schortinghuis van de theologische faculteit der Groninger Universiteit de vereischte toestemming tot uitgave van dit werk verkreeg. Eenige professoren hadden n.l. bezwaar tegen enkele daarin voorkomende uitdrukkingen, die naar hun meening misverstaan zouden kunnen worden. Ze vreesden bovendien, dat sommige stukken de miskenning van het Woord als genademiddel en de ontkenning van de schuld des ongeloofs in de hand zouden kunnen werken en een quietistische lijdelijkheid zouden aankweeken. Tenslotte wist Schortinghuis de faculteit echter te bevredigen, waarop de approbatie weldra volgde.

Tal van geschriften zijn naar aanleiding van dit werk van Schortinghuis verschenen. De meeste heeft hij echter onbeantwoord gelaten. Van het voeren van polemiek was hij afkeerig. Slechts driemaal heeft hij naar de pen gegrepen om de tegen hem ingebrachte beschuldigingen in een kort antwoord te weerleggen. Liever besteedde hij den tijd, dien hij aan zijn ambtelijken arbeid ontworstelen kon, aan het schrijven van een stichtelijk werk, getiteld: De geboren Christus, of geestelike bedenkingen over de verborgentheyd der Godsaligheid, die groot is, tot ontdekkinge van onbegenadigde, opwekkinge en vertroostinge van begenadigde zielen, en verschenen in 1746.

Den 20sten November 1750 is Schortinghuis, die een wankele gezondheid had, in vrede gestorven, na nog kort tevoren een zijner hartewenschen in vervulling te hebben zien gaan, toen hij zijn zoon Gerardus den 20sten September als predikant te Rottevalle bevestigen mocht.

Op zijn grafsteen staat o.m. dit vers gebeiteld:

Sta wandlaar beschouwd dees zerk, Hy dekt een Pilaar van Gods kerk, Een brandend ligt, wiens Flonkerstralen, Eerst Weeners, doe Midwoldaas zalen.

Verheugden; ja die van rondsom Was als een star in ’t Christendom, Die mond en pen in ’t werk des Heeren Versleet, en nu den kroon der Eeren Geniet verlost van hoon en kruis Dus leeft Wilhelmus Schortinghuis Die Boanerg en Barnabas, Door Christus, die hem ’t leven was.