Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Willem Sluyter

betekenis & definitie

Geb. 1627, gest. 1673, 17e eeuwsch dichter, was om zijn eenvoudige, stichtelijke verzen in den achterhoek zeer populair (de Geldersche Cats) en is tot in de 19e eeuw bekend gebleven bij het volk. Hij studeerde onder Voetius te Utrecht en werd in 1652 predikant te Eibergen.

In 1661 verscheen zijn eerste bundel Psalmen, lofgesanghen ende geestelijke liedekens, later gevolgd door Gesanghen van heylighe ende godvruchtige stoffen en Het Hoogelied Salomons. De bedoeling van deze liederen was tegenwicht te vormen tegen de lichtvaardige, wereldsche liedjes, die bij het volk in omloop waren.

Door den vroegen dood van zijn echtgenoote (hij beschreef haar vredig afsterven in het mystiek-vrome Christelijke Doodsbetrachting) en den inval der Munsterschen in den achterhoek, die hem drong zijn pastorie te verlaten, werd hij een eenzame. En die eenzaamheid maakte hem tot een asceet, zoodat hij, na 1666 te Eibergen terug, een kluizenaarsleven leidde in zijn verlaten woning (Eensaam huys- en winterleven).

Zijn meest bekende bundel is z’n Eibergsche Zanglust, eenvoudige „sangh-dichten” voor het gewone volk, die zoo populair waren, dat ze „alle lichtvaerdighe, ontuchtige liedekens bijna ’t eenenmaal door Gods genade uytgedreven hebben”. Andermaal in 1672 uit zijn gemeente verdreven, vond hij troost in de lezing van Jeremia’s Klaagliederen, waarvan hij in zijn ballingschap een bewerking gaf: Jeremia’s Klaagliederen op dicht- en sang-mate.

Hij overleed in 1673 te Zwolle. Met zijn vriend en geestverwant Jodocus van Lodensteyn vertegenwoordigt hij het 17e eeuwsch Protestantsch ascetisme.

< >