Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Tarwe

betekenis & definitie

(triticum sativum vulgare), een der belangrijkste graan- of korensoorten, ook wel eens weit genoemd, is een eenzaadlobbige, eenjarige, één meter hooge, gekweekte plant en behoort tot de meer dan 4000 soorten tellende familie der grassen (gramineae). De bloeiwijze is een samengestelde aar.

De aartjes of bloempakjes zijn twee- of meerbloemig, zittend en tegen holten der spil aangedrukt; soms zijn lange kafnaalden aanwezig. Elke bloem heeft 3 meeldraden, wier helmdraden met dehelmknoppen buiten de bloem hangen.

De stamper eindigt van boven in twee veervormige stempels. Vruchtbeginsel bovenstandig, eenhokkig, eenzadig.

De vrucht heet graanvrucht (caryopsis); zij heeft een overlangsche insnijding en de vruchtwand is met de zaadhuid vergroeid. In ons land wordt tarwe vooral verbouwd op de kleigronden van Groningen en Zeeland.

Sommige variëteiten worden in den herfst gezaaid (wintertarwe), andere in het voorjaar (zomertarwe). Met uitzondering van de equatoriale zone wordt thans in alle landen der aarde tarwe verbouwd; de Noordgrens reikt gemiddeld tot 60°, in Noorwegen zelfs tot 69° N.

B. Door zemelen verstaat men de veel eiwit en aleuron bevattende buitenste lagen van den graankorrel; worden deze uit het meel verwijderd, dan houdt men het tarwebloem over, waaruit ons wittebrood bereid wordt.

Dit tarwemeel bevat ongeveer 73 procent zetmeel, 11 procent eiwit, 1 procent vet en de rest is hoofdzakelijk water.

Blijven de zemelen in het meel, dan verkrijgt men bruin tarwebrood.

Reeds duizenden jaren geleden werd in Egypte en in West-Azië veel aan tarwebouw gedaan (Exod. 9 : 32; Deut. 8 : 8). Osiris en Isis zouden de tarwe in Egypte ingevoerd hebben.

Volgens de Grieksche godenleer schonk Demeter den aardbewoners de eerste tarwekorrels. Palestina leverde soms meer tarwe op dan het noodig had, zoodat Salomo jaarlijks 20000 kor (1 kor = 4320 eierschalen = 201.2 liter) tarwe aan Hiram kon geven (1 Kon. 5 : 11).

De tarwe werd daar in October gezaaid en in April begon de oogst (Richt. 15 : 1), die dikwijls vijftig-, soms zelfs honderdvoudig was (Matth. 13 : 8). Zeer dikwijls is in den Bijbel van tarwe sprake, niet alleen in letterlijke, maar ook in figuurlijke beteekenis.

Vaak is tarwe het beeld der geloovigen (Matth. 3 : 12; 13 : 30). Meer dan één gelijkenis ontleent Jezus aan de tarwe (Matth. 13 : 24; Luc. 16 : 7; Joh. 12 : 24).