Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Soorten

betekenis & definitie

(species.) Wij tellen zooveel soorten, als er in den beginne verschillende vormen door God geschapen zijn. Deze uitspraak van Linnaeus moge juist zijn, in de praktijk hebben we er niet veel aan, wijl we niet weten, hoeveel en welke vormen oorspronkelijk zijn geschapen.

De Darwinisten en in ’t algemeen de aanhangers der afstammingsleer kunnen eigenlijk van soorten niet spreken; op hun beschouwing is wel toepasselijk het „ndvra ge?’. Een definitie van het begrip soort is volgens Darwin niet te vinden.

Bij het woord soort denken we steeds aan iets standvastigs, aan iets wat overerft, gelijk dat bij alle levende wezens het geval is. Men zou dus kunnen zeggen : tot dezelfde soort behooren die organische wezens, die morphologisch en anatomisch gelijkvormig zijn.

Zulk een overeenkomst bestaat nu tusschen ouders en hun nakomelingen. Voor zoover onze waarnemingen reiken, zijn de soorten steeds constant gebleven.

Wel vertoonen zich onder den invloed van verschillende gewijzigde toestanden (klimaat, voedsel, grondgesteldheid, temperatuur) afwijkingen (in grootte, kleur, beharing), variaties, waarvan de kweeker gebruik maakt om planten en dieren te wijzigen, te veredelen, doch deze zijn niet groot genoeg om het karakter der soort te doen verdwijnen en een nieuwe soort te doen ontstaan. Integendeel hebben ze steeds een neiging om weer te verdwijnen.

Toch heeft men vele dergelijke variaties dikwijls voor nieuwe soorten uitgegeven. Zoo zegt Brehm (Kriechtiere, 2, pag. 225): Unsere Kreuzotter (vipera berus) trägt fast ein Dutzend Namen, weil frühere Forscher glaubten, die einzelnen Abänderungen als besondere Arten ansehen und benennen zu müssen.

Zoo beschouwt men thans luipaard (felis leopardus) en panter (felis pardus) als één soort; evenzoo den Himalaja-beer (ursus isabellinus) en den Syrischen beer (ursus syriacus) als variëteiten van den bruinen beer (ursus arctos).

Reeds lang neemt men aan, dat de fret (mustela furo) een variëteit is van den bunsing (mustela putorius).

Vele hedendaagsche dierkundigen houden zelfs dromedaris (camelus dromedarius) en tweebultige kameel (camelus bactrianus) voor één soort. De fossiele holenhyaena (hyaena spelaea) komt, behalve dat ze iets grooter is, volkomen overeen met de gevlekte hyaena (hyaena crocuta).

Zoo rijst onwillekeurig de vraag, of het aantal thans aangenomen dieren- en plantensoorten niet aanzienlijk moet worden verminderd en of men niet tot dezelfde soort moet rekenen al die organismen, die onderling vruchtbare nakomelingen voortbrengen. Dan zouden b.v. dingo (canis dingo) en huishond (canis familiaris) slechts één soort uitmaken; evenzoo zeboe (bos indicus) en huisrund (bos taurus), steenbok (capraibex) en geit (capra hircus).