Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Specerijen

betekenis & definitie

(van species), naam van verschillende kruiden, vooral die voortbrengselen van het plantenrijk, die een welriekenden geur verspreiden, of prikkelenden smaak hebben, z. a. Kruidnagels, Peper, Kaneel, Muskaatnoot, Vanille, Spaansche Peper, Anijs, Venkel, Karwei, Koriander.

In de Heilige Schrift is sprake van verschillende ^specerijen en van het onderscheiden gebruik ervan. Als bepaalde soorten vinden wij genoemd: Wierook (gom van de schors van den wierookboom), Balsem van Gilead, Hars van de Balsamodendron Gileadense), Aloë, Kassia, Nardus, Safraan, Sandelhout. Zij waren meest afkomstig uit Arabië, enkele groeiden er in Palestina.

In Exodus 30:23—25 worden de verschillende specerijen genoemd waarvan de heilige Zalfolie gemaakt moest worden: Myrrhe, Specerijkaneel, Specerijkalmus, Kassie; met deze zalfolie moesten gezalfd worden de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis, de gereedschappen des tabernakels; bizonderlijk Aaron en zijn zonen.

Voorts werden specerijen gebruikt voor de conserveering van de lijken; deze werden gebalsemd, 2 Kron. 16 : 14, Marcus 16 : 1.

Van ouds behoorden de specerijen tot de handelsartikelen, die onder de volken verhandeld werden (Gen. 37 : 25).