Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Scheba

betekenis & definitie

In de volkerentafel Genesis 10 en den verwanten tekst Gen. 25:1—4 komtScheba voor in drieërlei samenhang: 1°. onder de Chamietische Kuschieten (10 : 7); 2°. onder de Semietische Joktanieten (10 : 28); 3°. onder de eveneens Semietische Ketureërs (25 : 3). Over dit laatste spreken we het eerst.

Onder alle Ketureesche volken is Midian (25: 2) ons het best bekend. Bij de andere kunnen we niet veel meer doen dan ze oriënteeren aan Midian, Ismaël, Edom, die ons alle naar Noord-West-Arabië wijzen.

De oude hoofdstad van Midian was in de eerste eeuwen van den Islam nog bekend. Ze lag ongeveer op den 28sten breedtegraad, niet ver ten Oosten van de Roode Zee.

Het Ketureesche Scheba kunnen we ten Oosten van deze stad zoeken, ongeveer op dezelfde breedte. De Joktanieten zaten over het algemeen meer Oostelijk en Zuidelijk dan de Ketureërs.

Hun gebied reikte tot de kusten van Oman en Hadramaut (Gen. 10 : 26—30). Wellicht lag het Joktanietische Scheba ten Zuid-Oosten van de stad Midian en ten Zuiden van het Ketureesche Scheba.

In elk geval vinden we verscheidene sporen van Sabeërs (zooals men het volk van Scheba gewoonlijk noemt) in deze streken. Van hier uit ondernamen ze strooptochten naar het Noorden (Job 1 : 3, 15).

Van Sabeesche roovers in de buurt van Midian gewaagt ook een veelbesproken Mineesch opschrift uit Zuid-Arabië, dat naar de meening van sommige geleerden ontstaan is in den tijd van Samuël en Saul.

Drie eeuwen later vermelden de Assyrische koningen Tiglath-Pileser (745—727) en Sargon (722—705) nog Sabeërs in deze streken.

Maar van circa 700 v. C. af treffen we Sabeesche opschriften aan in Jemen, heel in het Zuiden van Arabië.

Volgens sommigen heeft er, korter of langer tijd vóór 700, een verhuizing van Sabeërs plaats gehad uit meer Noordelijke streken naar Jemen.Omstreeks 950 v. C. kwam een koningin van Scheba Salomo bezoeken (1 Kon. 10 : 1—13). Wanneer we vragen: „Vanwaar kwam deze koningin ? Kwam ze uit het meer Noordelijke Scheba (Ketura-Joktan), of uit het meer Zuidelijke Scheba (Kusch)?” — dan zijn de historische feiten, die zooeven vermeld werden, gunstig aan de eerste opvatting. We moeten dus ernstig rekenen met de mogelijkheid, dat bedoelde vorstin uit de streken ten Oosten of Zuid-Oosten van Midian kwam. Ook in dit geval lag haar gebied aanmerkelijk Zuidelijker dan Palestina, zoodat men in dit land haar kon aanduiden als „de koningin van het Zuiden” (Matth. 12:42 en Luc. 11:31). Regeerende koninginnen in Noord-Arabië worden door de Assyriërs meermalen vermeld.

Maar al is het ook bij den tegenwoordigen stand onzer kennis niet uitgesloten, dat de koningin uit Jemen kwam, — we moeten in elk geval in Arabië blijven, dus in Azië. Josephus gaat stellig feil, wanneer hij de koningin uit Afrika laat komen, — een voorstelling, die men ook bij de Abessinische Christenen aantreft. Mogelijk berust deze voorstelling op een verwisseling van Scheba metSeba. Dit laatste is naar mijn meening werkelijk in Afrika te zoeken. Maar in het Oude Testament worden beide duidelijk van elkaar onderscheiden (Gen. 10 : 7 en Ps. 72 : 10). Zie verder art. Seba.

< >