Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Oostenrijk

betekenis & definitie

Toen Karel de Groote de Avaren had overwonnen, stichtte hij tusschen Beieren en de Raab een grensgewest, de Oostmark, welk gebied later den naam Oostenrijk kreeg. Deze Mark bestond uit twee deelen: „der Mark unter der Enns” (Neder-Oostenrijk) en „der Mark ob der Enns” (Opper-Oostenrijk).

In 1156 vereenigde de Markgraaf Heinrich Jasimirgott beide onder zijn bewind; van den keizer ontving hij den hertogelijken titel en werd alzoo de eerste Hertog van Oostenrijk. Het Hertogdom Oostenrijk kwam in 1276 met Stiermarken, Karinthië en Krain aan Rudolf van Habsburg.

Daardoor werd een Habsburgsche familiestaat geschapen, die de grondslag is geworden van de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie. Die staat was voor den wereldoorlog een groote mogendheid met 676000 K.M.2 oppervlakte en 51 millioen inwoners.

Maar na den oorlog omvatte Oostenrijk slechts 82000 K.M.2 met een bevolking van 6½ millioen.Het huidige Oostenrijk is voor een groot deel een arm Alpenland, voor een kleiner gedeelte bevat het eenige vlakkere gebieden aan den Donau (bijv. het Weener Bekken). De Alpen zijn voor de helft met woud bedekt; het derde deel is grasland en slechts het tiende is landbouwgebied. Hoewel de Oostenrijksche Alpen landschappen hebben van geweldige pracht (het merendistrict van Salzkammergut; de alpine majesteit van den Tauern en den Grosz Glockner; de grootsche ijsholen, zooals de Eisriesenwelt van Werf en, de meest uitgestrekte der aarde) is het toerisme niet zoo belangrijk als in Zwitserland. De lagere deelen der Alpen, het zoogenaamde voorgebergte is grootendeels in akkers verdeeld; hierdoor komt het, dat Oostenrijk een land van boeren is.

Op eenige plaatsen is de mijnbouw niet zonder beteekenis bijv. bij Eisenerz en Steyr (ijzer; automobielen); zout (in het Salzburgerland).

Een nadeel van de historische ontwikkeling is de grootheid van Weenen: in de hoofdstad leeft V3 der bevolking; zoo is Oostenrijk een kind met een waterhoofd.

Oostenrijk wordt bewoond door Duitschers. In den vroegeren grooten Donaustaat, OostenrijkHongarije, hadden zij groote beteekenis en waren zij het heerschende volk. Na den wereldoorlog zijn er wel stemmen in Oostenrijk gehoord, die de aansluiting bij Duitschland bepleitten. Evenwel was vroeger de sympathie voor het Duitsche Rijk gering, want men hield niet van de Protestanten en de Pruisen.

De Reformatie had aanvankelijk in Oostenrijk schoone vrucht: er is een tijd geweest, dat 90 % van de bevolking Evangelisch was. Maar de Tegenreformatie veranderde den bloeienden tuin in een doodenakker. Want de vervolging was hevig en hield vele jaren aan. Zelfs in 1732 nog werden midden in den winter 20000 Evangelischen uit Salzburg verjaagd. In 1778 verscheen een wet, dat geen „Akatholiek” burgerlijke rechten mocht hebben. (De naam „Akatholiek” bleef in de staatsstukken bestaan tot 1861; zelfs in dien naam werd het bestaansrecht der Evangelischen miskend.) Eerst het jaar 1781 bracht verademing door het Tolerantie-edict van Jozef II (zie het art. Josefinisme).

Na den dood van dezen keizer kwamen voor de Protestanten weer moeilijke jaren. De Revolutie van 1848 luidde een tijd in van eenige vrijheid, maar het licht verduisterde weer door het Concordaat van 1855. Evenwel het Protestantenpatent van 8 April 1861 bracht eindelijk burgerlijke gelijkstelling.

Ondanks alle vervolging wist het Protestantisme zich in den loop der eeuwen te handhaven en ook de moeilijke jaren van den wereldoorlog kwam het te boven. Wel is het verband verbroken tusschen de Evangelische kerken in de Donaulanden, maar daarvan lijdt men in Oostenrijk geen schade. Mr. J. B. du Buy schrijft erover in een opstel „De huidige organisatie van de Protestantsche kerken in het voormalige Oostenrijk” (Stemmen des Tijds 1921): Dat de Oostenrijksche „Landeskirche” uit elkaar is gespat, is op zich zelf het ergste kwaad niet. Welk een belangrijke plaats als buitenpost het Oostenrijksche Protestantisme ook heeft ingenomen, zijn beteekenis heeft nooit in zijn samenhang gelegen.

De opperkerkeraad te Weenen moest te zeer rekening houden met den in zijn wezen Roomschen staat en de sterk Roomschgezinde dynastie; de door hem beheerde gemeenschappelijke kassen waren arm en ontoereikend; de slechts zelden samenkomende algemeene synode was allesbehalve een eerbiedwekkende vertegenwoordiging naar buiten of een afspiegeling der in de kerk levende geestelijke stroomingen en krachten. De beteekenis van de Protestantsche kerk in Oostenrijk lag ten eenenmale in de enkele gemeenten. En deze bestaan in hoofdzaak nog. Worstelend en strijdend, door zware zorgen in haar leven bedreigd, maar zij zijn er, en vervullen haar taak, als afgescheiden troepenafdeelingen misschien beter dan in legerverband”.

De staat der gemeenten in Duitsch Oostenrijk geeft Mr. du Buy aan (naar een schatting in 1921):

Weensche Super intendentuur Augsburgsche Confessie Beneden Oostenrijk 12 gemeenten Stiermarken 16 gemeenten Karinthië 19 gemeenten.

Opper Oostenrijksche Superintendentuur Augsburgsche Confessie Opper Oostenrijk 18 gemeenten Salzburg 1 gemeente Tirol 1 gemeente.

Weensche superintendentuur Helvetische Confessie Beneden Oostenrijk 2 gemeenten Vorarlberg 2 gemeenten.

’t Totaal zielenaantal zal ongeveer 200.000 bedragen verdeeld over 70 gemeenten; buitendien nog 50.000 in het Burgenland ; in ’t geheel 250.000. Hiervan zijn er ongeveer 17.000 Gereformeerd. (Volgens een schatting van Dr. Haase in het geschrift: Zur Lage des Europäischen Protestantismus, Zürich, 1922.)

Merkwaardig is zeker de toename kort na den oorlog; in 1919 bedroeg het aantal overgangen 8000, in 1921 was dit getal ruim 5300.