Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Nimrod

betekenis & definitie

Driemaal wordt in het Oude Testament van Nimrod melding gemaakt: in Gen. 10 : 8 en 1 Kron. 1 : 10 wordt Nimrod een zoon genoemd van Koesj, waaraan dan wordt toegevoegd: „deze begon een geweldenaar te worden op aarde”, en in Micha 5:5 wordt Assyrië „het land van Nimrod” genoemd. In Gen. 10 : 9—12 wordt dan verder van hem gezegd: „Hij werd een geweldig jager voor het aangezicht des Heeren.

Daarom zegt men: „Als Nimrod een geweldig jager voor het aangezicht des Heeren”. De aanvang van zijn rijk was Babel en Erech en Akkad en Kalne in het land Sinear.

Van dat land trok hij naar Assyrië en bouwde Ninevé en Rehoböth-Ir en Kèlach en Resen tusschen Ninevé en Kèlach; dit is de groote stad”.Hoeveel pennen Nimrod ook al in beweging hebben gebracht, de figuur is er nog niet minder raadselachtig door geworden. Het eerste, wat hier de aandacht trekt, is dat we hier tusschen een reeks van verpersoonlijkte volken ineens een enkeling ontmoeten, die door zijn jachtlust zelfs spreekwoordelijk is geworden. Hij wordt geteekend als de stichter van de van ouds beroemde steden van Babylonië en Assyrië.

Nu staat één ding vast: we hebben hier den gehebraïseerden vorm van een vreemden naam voor ons, waaraan de Joodsche synagoge zulke klinkers heeft toegevoegd, dat zij daarin het begrip van „weerspannigheid” hoorde (Nimrod = wij zijn weerspannig; van het werkwoord mardd). Sommigen hebben er Babels god Mardoek (zie Merodach) in gezocht, van wien gezegd wordt, dat hij vier honden had, waarmede dan Nimrods jagen in verband wordt gebracht. Maar nauwer contact kan men tusschen Nimrod en Mardoek niet krijgen. Daarom zoeken anderen in hem den legendarischen jager-koning van Erech met name Gilgamesj (zie Noordtzij, Gods Woord, bl. 113, 117, 123). Maar al wordt Erech ook met Nimrod in verband gebracht, dit is toch niet voldoende om tot gelijkstelling van hem met Gilgamesj te besluiten, te minder waar beide namen zoover uiteen liggen. Ook is voorgesteld in hem te zoeken den machtigen koning van Akkad, NaramSin, die het Semitische wereldrijk van zijn grootvader en voorganger, Sargon van Akkad, nog heeft uitgebreid (pl.m. 2700 v.

Chr.) of den Kassietischen koning Nazimaruttasj, die in de 14de eeuw over Babel regeerde. Maar het een is even onwaarschijnlijk als het ander.

Op de meeste voorstanders mag tegenwoordig de meening bogen, als zou Nimrod een opzettelijke vervorming zijn van Nimoerta, den jacht- en krijgsgod van het niet-Semitische volk der Soemeriërs, die het stempel hunner beschaving op het leven van de volkeren der EufraatTigris-vlakte hebben gezet. Dus dan zou een oude god hier vermenschelijkt zijn. Gewoonlijk gaat het juist andersom en wordt een mensch vergoddelijkt. Bovendien doet zich de vraag voor wat die oude god met Assyrië te maken heeft. En eindelijk of Israël die omvorming bewust heeft bewerkstelligd of niet. In beide gevallen zal daarvoor eerst het bewijs moeten worden bij gebracht.

Liever dan met dergelijke verklaringen mede te gaan, constateer ik, dat de persoonlijkheid van Nimrod nog even raadselachtig is als voorheen.