Een inwoner van Jisreël, van wien koning Achab, een aan zijn lusthof grenzenden wijngaard wilde koopen (1 Kon. 21 :2). Naboth aanvaardde het aanbod des konings niet (1 Kon. 21 : 3), omdat hij getrouw aan de inzettingen van Mozes blijven wilde (1 Kon. 21 : 3).
Toen Achab daarover zeer mismoedig was, verzon zijn goddelooze vrouw Izebel een list. Achab moest brieven schrijven aan de oversten der stad.
Deze moesten valsche getuigen laten optreden tegen Naboth en dezen van godslastering beschuldigen. Zoo geschiedde.
Naboth werd daarop gesteenigd. God liet echter door Elia, den profeet, aan Achab om deze gruweldaad het oordeel aankondigen.
Naboths wijngaard is spreekwoordelijk geworden, wanneer er gehandeld wordt over daden van geweld van machtigen tegenover zwakken (2 Kon. 9 : 21).
