Toen Assurbanipal van Assyrië in 626 stierf, wist de Chaldeër Naboeaploe-oesoer of Nabopolassar onderkoning te worden van Babel onder Assyrische suzereiniteit, waartegen hij echter pl.m. 616 in verzet komt, waarna hij tracht Babel aan Assyrië te ontrukken. Met hem begint het Nieuw-Babylonische of Chaldeesche rijk, dat vooral onder Nebukadnezar zulk een omvang kreeg, totdat het in 538 roemloos onderging onderging onder de slagen van Cyrus (zie Nabona'id en Belsazar).
In zijn strijd tegen Assyrië werd hij gesteund door den volkerengroep der Oemman-Manda, uit wien eerst de Mediërs en daarna de Perzen op den voorgrond zijn getreden. Over een gedeelte zijner krijgsbedrijven zijn we eerst ingelicht door den uit 76 regels bestaanden Nieuw-Babylonischen kroniek, dien C. J. Gadd in 1923 uitgaf (The Fall of Nineveh). De drie andere inschriften, die over Nabopolassar handelen, spreken slechts van wat hij voor de groote bouwwerken deed.
Van 616 tot 612, het jaar van Ninevé’s ondergang, strijdt hij met afwisselend geluk tegen Assyrië, dat rekenen kon op Egypte’s steun. Als Ninevé door de Oemman-Manda is vernietigd, richt hij zich met hun hulp tegen Haran, dat de laatste Assyrische koning Asjoer Oeballit hem tevergeefs met behulp van Necho van Egypte tracht te ontrukken (610/9).
Van zijn verder leven weten wij niets meer dan dat hij in 605 is gestorven.