Hieronder verstaat men de bescherming, die de wet verleent aan de vrouw, als moeder. De Arbeidswet 1919 verbiedt in artikel 11 den beroepsarbeid van vrouwelijke arbeiders, binnen acht weken na hare bevalling.
De tijd, gedurende welken onmiddellijk vóór de bevalling geen arbeid is verricht, komt tot ten hoogste twee weken in mindering van bovenvermelden termijn. Bovendien wordt den werkgever de verplichting opgelegd te zorgen, dat aan een vrouwelijke arbeider, die een borstkind heeft en hiervan aan hem heeft kennis gegeven, behoorlijk gelegenheid gegeven wordt, haar kind te zoogen.