Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Middelaar

betekenis & definitie

van het Verbond der genade is Christus Jezus. Het werkverbond en het genadeverbond zijn daarin onderscheiden dat het werkverbond geen Middelaar wel een hoofd heeft, maar dat in het genadeverbond Christus Jezus de Borg, het Hoofd en de Middelaar is.

Wij lezen in 1 Timotheüs 2:5: er is één God en er is één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus.De Middelaarsnaam is de meest algemeene voor den Zone Gods die vleesch werd. Zonder op eenig bijzonder werk of op eenigen bijzonderen naam te doelen, besluit hij in zich den ganschen Christus met al zijn werken. Het is de ééne naam voor den Zone Gods en des menschen in eenigheid des persoons, in de tweeheid der naturen, in de drievoudigheid van het ambt en in de veelvuldigheid van al het heilswerk. De Heilige Schrift spreekt van den Middelaar des beteren Verbonds en van den Middelaar des Nieuwen Testaments (Hebr. 8 : 26; 9 : 15; 12 : 24). Christus Jezus is de Middelaar, door God in deze wereld gezonden om Gods liefde te openbaren, om genade en recht te vereenigen, op wien het geloof der uitverkorenen zich te richten heeft, en door wien de eeuwige zaligheid voor hen verdiend en aan hen geschonken wordt.

Christus Jezus is de Middelaar tusschen den rechtvaardigen en heiligen God en den in zonde gevallen doemschuldigen mensch, met wien God de Heere gedachten des ontfermens heeft. Is de naam Middelaar dus alomvattend, de leer van den Middelaar bevat den grond en de korte somma van de gansche Christelijke leer.

Op zichzelf genomen kan de naam middelaar in velerlei zin gebezigd worden, maar van Christus Jezus geldt hij in gansch éénigen zin. Vooreerst kan men middelaar noemen, een die verbindend tusschen twee anderen in staat, en als het ware een tusschenschakel is om verbinding tusschen die twee aan te brengen en in stand te houden. In dezen zin pleegt men Johannes den Dooper een middelaar te noemen omdat hij de tusschenschakel en de verbinding is tusschen de oude en de nieuwe bedeeling van het Verbond. In de tweede plaats noemt men middelaar een die bemiddelend optreedt tusschen twee partijen die in geschil liggen, hetzij om over en weer tot toegeeflijkheid te bewegen, hetzij om voorspraak ten bate van den schuldige bij de beleedigde partij te zijn. In dezen zin was Mozes middelaar tusschen den Heere en Israël, toen Israël zoo zwaar gezondigd had dat God het volk wilde verdoen van voor Zijn aangezicht, en Mozes bad en pleitte voor de behoudenis van het volk des Heeren. En in de derde plaats is middelaar hij, die zich tusschen de partijen stelt, niet slechts om bemiddelend op te treden door een woord van voorspraak ten bate van den schuldige bij den beleedigde te doen hooren, maar die ook op zich neemt voor volkomen genoegdoening van den beleedigde zorg te zullen dragen, en die door metterdaad deze voldoening te schenken den schuldige vrij maakt en verzoening teweegbrengt.

Zoodanig een is middelaar in den vollen zin van het woord, en zoodanig een Middelaar is Christus Jezus die een vertoornd God verzoent met den schuldigen zondaar, door aan het recht Gods volkomenlijk te voldoen, voor den zondaar te bidden, en zijne verdiensten hem toe te passen door den Heiligen Geest. En zoodanig een Middelaar is er maar één, waarom de Apostel zegt: er is maar één God, en er is maar één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus.

Dit geldt echter voor Christus Jezus als Middelaar der verzoening, daarom volgt er in 1 Tim. 2: 6 onmiddellijk op: die zich zelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de getuigenis te zijner tijd. Maar Christus Jezus is in meerdere opzichten Middelaar. Wij lezen in Galaten 3 : 20: en de Middelaar is niet Middelaar van éénen, maar God is één. Deze tekst heeft velerlei uitlegging, maar er wordt iets anders bedoeld dan slechts te zeggen dat een middelaar nooit voor één partij is maar altoos tusschen twee in staat. Calvijn verklaart deze moeilijke woorden dat de Christus niet in één opzicht maar in velerlei opzicht Middelaar is. De Zone Gods is voor alle dingen Schepptngsmiddelaar.

Alle dingen zijn door het Woord geschapen. Zonder het Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is (Joh. 1 : 3). God heeft alle dingen geschapen door Christus Jezus (Ef. 3 : 9). Door den Zone Gods Zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten, alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. Hij is vóór alle dingen en alle dingen bestaan tezamen door Hem (Coloss. 1 : 15, 16). Het is van groot belang in te zien dat dezelfde Persoon diescheppingsmiddelaar is ook de heilsmiddelaar is, want een kunstig bouwwerk, door ruwe hand vernield, kan door niemand beter gerestaureerd worden dan door hem die het gemaakt heeft.

Behalve Scheppingsmiddelaar en Heilsmiddelaar is de Zone Gods ook openbaringsmiddelaar. Hij is de hoogste Profeet en Leeraar die den verborgen raad en wille Gods van onze verlossing volkomen openbaart. Alle Woord Gods komt tot ons door den Zoon. Niemand kent den Vader dan de Zoon, en dien het de Zoon wil openbaren (Matth. 11 : 27). Niemand heeft ooit God gezien, en niemand kan Hem zien omdat Hij een ontoegankelijk licht bewoont (1 Tim. 6:16). Maar de eeniggeboren Zoon, die in den schoot des Vaders is, heeft Hem ons verklaard (Joh. 1:18).

En Christus heeft niet alleen den Vader geopenbaard door het woord dat Hij sprak, maar ook door de verschijning van zijn persoon en door zijn leven op aarde. Daarom zeide Hij: die Mij gezien heeft, heeft den Vader gezien (Joh. 6: 9). Het is hierom dat Hij ook wel Middelaar van alle leer wordt genoemd. Hierbij moet in herinnering gebracht worden, dat als onderdeel van Middelaar van leer en openbaring genoemd wordt Middelaar van afkondiging der wet. Wij lezen Gal. 3 : 19: (de wet) is door de engelen besteld in de hand des Middelaars. Dit wordt geschreven opdat geweten zou worden dat het Hoofd van het genadeverbond ook de eerste in de wetgeving is geweest.

Dan is Hij ook nog Middelaar van voorspraak die met Zijn voorbede steeds bij den Vader voor ons tusschentreedt. Gezeten aan Gods rechterhand is Hij voor ons biddende (Rom. 8 : 34). Hij is ingegaan niet in een heiligdom met handen gemaakt, maar in den hemel zelven om voor het aangezicht van God te verschijnen en Hij leeft altijd om voor ons te bidden (Hebr. 7:25; 9:24). Men is veelal gewoon Mozes te noemen den middelaar des Ouden Testaments, om zijn voorbede voor Israël, en omdat hij het Woord Gods aan Israël bracht. En in zekeren zin was hij dat ook, en noemde hij zich zelf zoo. We lezen Deut. 5:5: ik stond te dien tijd tusschen den Heere en tusschen u, om u des Heeren woord aan te zeggen.

Maar Mozes was als middelaar type en symbool van den komenden Messias. Heel zijn tijdelijk middelaarschap was symbolisch. Bovendien hij bracht Gode het rantsoen niet, en hij kon niet helpen door de kracht van zijn gebed. Hij gaf de wet der ceremoniën, en deze wezen op het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt, en op de eenige voorbede van den waarachtigen Hoogepriester.

Als Middelaar der verzoening treedt Christus Jezus het meest op den voorgrond, en als de Heilige Schrift den Middelaarsnaam noemt, is het in de meeste gevallen als verzoeningsmiddelaar. Dat middelaarschap was noodig geworden na en door den zondeval. De zonde heeft de groote scheiding tusschen God en den mensch gemaakt. Een heel andere scheiding dan tusschen den grooten Schepper en het nietige schepsel, die altoos blijft bestaan, de scheiding tusschen den heiligen God en den doemschuldigen zondaar. Deze scheiding was er in het Paradijs niet. Zij is ter onzaliger ure in de wereld gekomen.

De profeet Jesaja spreekt hiervan: Uwe ongerechtigheden maken een scheiding tusschen u en uwen God, en uwe zonden verbergen het Aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort. En het is deze scheiding die door den Middelaar der verzoening wordt opgeheven. Van het oogenblik af dat de zonde haar bange intrede in de wereld deed was dit Middelaarschap noodig. De Middelaar was verordineerd in den eeuwigen raad des heils en in het besluit der verlossing voor de grondlegging der wereld. De scheiding tusschen den heiligen God en den zondigen mensch moest worden weggenomen, en de Middelaar Gods en der menschen is geworden „de Toemuurder der bresse”. Hij heeft Gode het rantsoen betaald, Hij heeft uitgeroepen aan het kruis van Golgotha: het is volbracht, Hij heeft een eeuwige verlossing teweeggebracht, Hij heeft de eeuwige zaligheid verdiend.

De zalige gemeenschap tusschen God en mensch is hersteld. Was er in het Paradijs een rechtstreeksche gemeenschap tusschen God en mensch, nu is zij er niet meer, want het gaat alles door den Middelaar, die ons van God is gegeven tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing. (1 Cor. 1 : 30).

Het schijnt dat bij alle volkeren in de Heidenwereld het besef aanwezig is dat een middelaar van openbaring en verzoening van noode is. Er is geen heidensch volk dat religieus leeft of het kent de middelaarsgedachte en het heeft zijn profeten en priesters. De offeranden die zij brengen leggen getuigenis af dat zij weten van schuld en voldoening, maar zij ^ten niet dat de Middelaar er is, en veel minder wie Hij is. Alleen het Evangelie brengt ons deze blijde heilMarc. De éénige Middelaar Gods en der menschen, de mensch Jezus Christus geeft aan God volkomen genoegdoening en verzoent in waarheid God met den mensch, Deze Middelaar is niet van buiten af gekomen om een staf der saambinding tusschen God en den mensch te zijn. Hij is niet door den mensch gezocht en gevonden om God tot verzoening te bewegen.

Neen, de komst van den Middelaar der verzoening en des heils is in den vollen zin van het woord een daad Gods. Het is een eeuwige Godsgedachte, die in Zijn komst tot deze wereld en in Zijn arbeid in deze wereld zich verwezenlijkt (Joh. 3 : 16).

De Heidelbergsche Catechismus vraagt in Zondag V: is er eenig middel waardoor wij de straf kunnen ontgaan en wederom tot genade komen? En dan wordt in het antwoord als „middel” aangewezen dat wij door een ander mogen betalen, en in Zondag VI ons voorgehouden dat dit middel in en door Christus Jezus is toegepast. De Zone Gods is dus in Zijn werk het middel, en in zijn Persoon de Middelaar, waardoor de barmhartige God Zijn eeuwigen heilsraad uitvoert en doorzet. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Tot Middelaar is Hij verordineerd en gezalfd, en alzoo is het verbond der genade in Zijn hand gesteld, en door Zijn hand zal het gelukkiglijk voortgaan.

Er is één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus. Dit is een absolute waarheid. Een andere Middelaar is er niet tusschen God en mensch, want er is maar één naam onder den ganschen hemel gegeven waardoor wij kunnen zalig worden. Hier heeft de Gereformeerde zijn bezwaar tegen Rome dat vele middelaars kent. Rome erkent wel dat Christus Jezus de Middelaar der verlossing is, maar het zoekt in de heiligen, zoo velen als er zijn, middelaars van intercessie of voorspraak. Maar óók van die intercessie geldt het dat er maar één Middelaar Gods en der menschen is. De apostel leert ons: indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus den Rechtvaardige (1 Joh. 2 : 1).

De Middelaar, ter verzoening met God, is noodzakelijk, en die Middelaar is door God in Christus Jezus ons geschonken. Wat bittere aanklacht tegen zoo velen die God zoeken en tot Hem willen naderen zonder Middelaar. Zij zoeken en tasten in het duister of zij Hem vinden mochten, maar zij zullen Hem niet vinden. Dezulken naderen niet tot den God van het Woord, tot den God die Zich in Zijn Zoon openbaart, maar tot een god van hun verduisterd verstand, tot een god hunner verbeelding. Ze kennen niet den éénigen en waarachtigen God, en zullen daarom ook de zaligheid niet beërven. Wie zonder Middelaar tot God wil komen heeft niet het minste besef van de aanbiddelijke heiligheid Gods, en heeft niet de minste kennis van zijn zonde en ellende.

God kan in waarheid alleen gekend worden in het aangezicht van Christus Jezus. En die kennis is zaligmakend, want dan wordt Hij gekend als verzoend door het Middelaarswerk van den Zoon.

Ten slotte valt op te merken dat de apostel, van den Middelaar sprekende, zegt: er is één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Jezus Christus. Hij wordt aangediend in zijn menschelijke natuur, omdat wij Hem alzoo eerst leeren kennen, en Hij in zijn menschelijke natuur voor ons de eerste aansluiting heeft. Maar Hij is niet alleen een waarachtig en rechtvaardig mensch, maar ook sterker dan alle schepselen, waarachtig God, om uit kracht zijner Godheid den last van den toorn Gods aan zijne menschheid te kunnen dragen, en ons de gerechtigheid en het leven te verwerven en weder te geven. Waarachtig mensch en waarachtig God, eeuwig te loven en te prijzen.