werd geboren 15 Augustus 1740 te Rheinfeld, een vlek in Holstein, ongeveer drie uur van Lübeck verwijderd. Zijn vader was daar predikant bij de Luthersche gemeente.
Tweemaal was deze getrouwd en uit beide huwelijken waren er kinderen. Matthias was uit den tweeden echt.
Hij was een vroolijke knaap, die in zijn latere leven nog gaarne aan zijn jongensstreken dacht, die onschuldig maar geestig waren. De eerste beginselen van onderwijs ontving hij op de dorpsschool te Rheinfeld en het eerste godsdienstige en wetenschappelijke onderricht gaf zijn vader hem.
Op een Latijnsche school is hij nooit geweest, omdat er in Rheinfeld geen bestond en zijne ouders de middelen misten, om hem naar een andere plaats te zenden, waar er wel een was. Toch heeft het hem niet aan klassieke opleiding ontbroken.
Hoogstwaarschijnlijk heeft zijn vader zich veel ten koste gelegd aan de opleiding van zijn zoon. Uit diens geschriften toch blijkt, dat hij niet alleen Fransch, Engelsch en Italiaansch goed verstond, maar dat hij ook goed tehuis was in de oude talen en de beste werken van Grieken en Romeinen gelezen had.Toen hij den leeftijd bereikt had, om naar een academie gezonden te worden, liet zijn vader hem naar Jena gaan, om daar in de theologie te studeeren; maar om zijn zwakke borst moest hij na vijf jaren (1755—1760) de studie opgeven.
Nu vestigde hij zich in Wandsbeck, een dorp nabij Hamburg, in welk dorp hij een groot gedeelte van zijn leven doorbracht. Hij redigeerde aldaar de Wandsbecker Bode, een tijdschrift van politieken, godsdienstigen en gemengden inhoud, hetwelk werd uitgegeven bij den bekenden boekhandelaar Bode te Hamburg. In dit tijdschrift gaf Claudius zijn eerste letterkundige proeven ten beste. Voorts hield hij zich bezig met het vertalen van verschillende Fransche boeken. In Wandsbeck gaf hij ook zijn gezamenlijke werken uit onder den titel: Asmus omnia sua secum portaas of gezamenlijke werken van den Wandsbecker Bode.
In 1772 huwde hij een timmermansdochter, die ondanks haar stand, zich heel goed wist aan te passen aan de levenssfeer, waarin haar man verkeerde. Uit dit huwelijk werden tien kinderen geboren, die allen (op een na) hun vader overleefden.
In 1776 werd Claudius benoemd tot OberLand-Commissar te Darmstadt. Niet lang heeft hij deze betrekking waargenomen, omdat er dingen van hem geëischt werden, die hij met zijn geweten niet overeen kon brengen. Hij bedankte daarom en ging naar zijn geliefd Wandsbeck terug. Korten tijd, nadat hij daar zich metterwoon gevestigd had, werd hij benoemd tot Revisor bij de Sleeswijksch-Holsteinsche bank in Altona, welke benoeming hij te danken had aan den toenmaligen kroonprins, later koning van Denemarken. Deze betrekking was hem daarom zoo welkom, omdat zij hem toeliet in zijn geliefd Wandsbeck te blijven wonen, waar hij zonder ruime middelen van bestaan nochtans zeer gelukkig met zijn talrijk huisgezin leefde.
De oorlog onder Napoleon, welke zijne gevolgen ook in Hamburg en omstreken liet gevoelen, verdreef hem met zijn gezin naar Lübeck, waar hij in moeilijke omstandigheden geraakte. Hij beleefde echter de herstelling van zaken nog, nadat Napoleon gevallen was en keerde toen weder naar Wandsbeck. Zijn laatste krankheid, welke hem tegen het einde van 1814 overviel, deed hem zijn intrek nemen bij zijn schoonzoon Perthes te Hamburg. Daar overleed hij op 21 Januari 1815.
Matthias Claudius was een volksdichter en volksschrijver. Hij heeft door zijn geschriften grooten invloed uitgeoefend op den tijd, waarin hij leefde. Hij was geen theologant van professie, maar hij heeft wel op origineele wijze omtrent het geloof in Christus en het Woord Gods getuigenis afgelegd in een tijd, toen het platte Rationalisme den boventoon voerde.
Matthias Claudius was humorist. Hij wist aan zijn lezers een lach en een traan te ontpersen. Zijn groote naïeviteit, zijn fijn gevoel, zijn kinderlijk geloof trekken als om strijd aan. En in een oppervlakkigen geesteloozen tijd heeft hij door zijn eenvoudig en gemoedelijk woord meer schade aan het vulgaire Rationalisme toegebracht dan menigeen, die over meer wetenschap kon beschikken dan de eenvoudige Wandsbecker Bode.