Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Maagdom

betekenis & definitie

In eigenlijken zin: de staat eener maagd vóór haar huwelijk (Luc. 2 :36). Jefta’s dochter beweent met haar speelgenooten haren maagdelijken staat (Richt. 11 : 37 v.v).

In Deut. 22 : 15, 17, staat maagdom voor: teeken van den maagdelijken staat, welk teeken, wanneer een man zijn pasgehuwde vrouw had aangeklaagd, dat hij haar niet als maagd bevonden had, door haar ouders voor de oudsten gebracht werd. Zoo de man loog, werd hij voor deze belastering met 100 zilveren sikkels gestraft, die hij aan den vader van zijne vrouw geven moest.

Daarenboven mocht hij nooit van haar scheiden. Indien echter het teeken niet kon getoond worden en dus de beschuldiging gegrond bleek te zijn, dan werd zij voor de deur van haars vaders huis gesteenigd.