Onder kerkvaders verstaat de Roomsche kerk die leeraars der oude kerk, die door hun leer en hun leven van grooten invloed zijn geweest op de kerk en haar leerbegrip. Zij onderscheidde drie soorten van kerkvaders n.l. scriptores, patres en doctores.
In een kerkvader werden vier dingen vereischt:1°. antiquitas competens;
2°. doctrina orthodoxa;
3°. sanctitas vitae;
4°. approbatio ecclesiae.
Voor een doctor ecclesiae kwam er dan nog een vijfde vereischte bij n.l. de eruditio eminens d. i. buitengewone geleerdheid. Van deze doctoren telde men er oorspronkelijk vier in het Oosten n.l. Athanasius, Basilius, Gregorius van Nazianzus en Chrysostomus en vier in het Westen n.l. Ambrosius, Augustinus, Hieronymus en Gregorius I. Later werd dit aantal grooter.
Van Protestantsche zijde beschouwt men dit anders. De Protestanten achten de kerkvaders niet hooger dan andere menschen en hun woorden zijn voor hen, hoe voortreffelijk op zichzelve, menschelijke en dus feilbare woorden. (Men mag ook geen schriften van menschen, hoe heilig zij geweest zijn, vergelijken bij de goddelijke schriften, noch de gewoonte bij de waarheid Gods, Nederlandsche Geloofsbelijdenis, art. 7. Ex patrum verbis et factis non simt exstruenda articuli fidei, art. Schmalk., p. 308). Kerkvaders zijn voor de Protestanten die mannen, die door hun leer en leven vooraangestaan hebben in de oude kerk en meer niet. Men onderscheidt:
I. Kerkvaders uit den tijd vóór Nicea,
1°. apostolische vaders,
2°. apologeten,
3°. oud-Catholieke vaders.
II. Kerkvaders uit den tijd na Nicea,
1°. die leefden tijdens den Ariaanschen strijd,
2°. die leefden tijdens de Christologische twisten,
3°. die leefden na het Concilie te Chalcedon.
Johannes Damascenus wordt voor den laatsten kerkvader gehouden (✝ 754).